DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.
Sharon Stellaard (2023)
Boemerangbeleid. Over de aanhoudende tragiek in passend onderwijs- en jeugdzorgbeleid.
Uitgeverij Boom
Hartger Wassink
Hartger Wassink is zelfstandig adviseur (bestuur, leiderschap, toezicht)
E-mail: post@hartgerwassink.nl
In 2023 verscheen het proefschrift Boemerangbeleid van Sharon Stellaard, waarin ze verslag doet van een onderzoek naar de beleidsontwikkeling van twee verwante beleidsdomeinen, te weten passend onderwijs en jeugdzorg. Ondanks dat het boek meer dan een jaar oud is, is het ’t waard om hier alsnog te bespreken, waarbij ik met name inga op het thema Passend Onderwijs.
Meerwaarde
De unieke meerwaarde van het onderzoek is gelegen in twee zaken. In de eerste plaats dat Stellaard een langetermijn-perspectief heeft genomen. Ze onderzoekt de beleidsontwikkeling over een periode van bijna 40 jaar. In de tweede plaats, dat ze daarbij gekeken heeft naar de onderliggende bedoeling van het beleid, en niet zozeer naar het effect of resultaat in smalle zin. Het is goed beschouwd verbazingwekkend, dat dit uitzoomen en teruggaan naar de bedoeling niet veel vaker gebeurt. Het proefschrift levert namelijk door die methode een zeer verhelderend perspectief op de onderliggende redenen van de aanhoudende problematiek. Het knappe is, dat Stellaard door vrijwel het hele boek heen een onderkoelde, wetenschappelijke toon aanhoudt, en steeds met een haast klinische, wetenschappelijke blik nieuwe beleidsinitiatieven ontleedt. Ze schetst stapje voor stapje een ontluisterend beeld met zinnen als: ‘De belangenconstellatie die baat heeft bij het behoud van de status quo wordt steeds groter, alsmede de kosten en risico’s die kleven aan het saneren daarvan’ (p. 43). En: ‘De centrale en dominante positie die het regulier onderwijs heeft ingenomen vormt een toereikende conditie voor het behoud daarvan, ondanks de problemen die het systeem produceert’ (p. 123). Dit zijn geen kreten om op een spandoek te schilderen, maar ze leggen wel de vinger op de zere plek.
Methodologische zuiverheid
Het proefschrift is naar zijn aard een wetenschappelijke tekst, met alle gevolgen van dien voor de indeling van het boek en de leesbaarheid. Toch is het ook voor niet-wetenschappers een aanrader om de hoofdstukken te lezen waarin Stellaard chronologisch de beleidsontwikkeling op beide onderzochte domeinen beschrijft. Daarin schetst ze, op basis van bekende en minder bekende bronnen, op een systematische manier hoe het beleid zich steeds verder heeft vastgedraaid. In de beperkte ruimte van deze bespreking is het helaas niet mogelijk om de analyses over de beleidsontwikkeling vanuit ieder van deze logica’s in detail te bespreken. Ik wil toch proberen beknopt haar methode toe te lichten, om te laten zien hoe stelselmatig ze te werk gaat. Die methodologische zuiverheid maakt de conclusie van het proefschrift namelijk des te krachtiger. Dit is geen pamflet, maar een uiterst precieze ontleding van 40 jaar onmacht om inclusief onderwijs daadwerkelijk dichterbij te brengen.
Stellaard onderzoekt vier momenten in de beleidsontwikkeling wat betreft het speciaal onderwijs. Ze richt zich op vier momenten in de beleidsontwikkeling, na de initiële wetgeving in 1977, die de lappendeken aan diverse maatschappelijke- en overheidsinitiatieven wat betreft ‘onderwijs aan kinderen met problemen’ voor het eerst bij elkaar bracht onder de noemer ‘speciaal onderwijs’. De vier momenten waarop hier een vervolg aan gegeven werd, zijn:
Zij onderzoekt de beleidsontwikkeling op deze momenten vanuit vier referentiekaders, oftewel ‘logica’s’ zoals ze het noemt:
In de chronologische beleidsanalyse laat ze zien, dat steeds oplossingen worden gezocht voor problemen die ontstonden uit de oplossingen van de vorige beleidsronde. In plaats dat werd teruggegaan naar het eigenlijke probleem. Vanuit ieder van deze vier logica’s trekt Stellaard conclusies, waarvan ik een samenvatting tracht te geven.
Conclusies
Uit oogpunt van gepastheid concludeert ze dat het uitgangspunt ‘afwijkende kinderen’ die niet passen binnen het leerstofjaarklassensysteem, van begin af aan een belangrijke factor is in het behoud van de problematiek. De nadruk lag (en ligt nog steeds) op het diagnosticeren van de kinderen die zich niet volgens de norm van dat systeem ontwikkelen. Haal je dat systeem weg, en dus de norm, dan vraagt dat een fundamenteel ander gesprek over de ontwikkeling van kinderen. Dat gesprek is nooit serieus onderdeel van het beleid geweest, al werd dit kernprobleem al bij de eerste evaluatie in 1987 (door Doornbos en Stevens) benoemd.
Daarbij maakt haar analyse vanuit het perspectief van padafhankelijkheid duidelijk dat speciaal en regulier onderwijs onderling van elkaar afhankelijk waren: ‘Het regulier onderwijs hoeft door de aanwezigheid van speciaal onderwijs het eigen onderwijs niet aan te passen’ (p.110). Nog steeds is dit het kernprobleem dat onder de moeizaam functioneren samenwerkingsverbanden ligt.
Vanuit het perspectief van calculatie is de status quo versterkt, doordat efficiency en effectiviteit als leidende waarden steeds zorgden voor keuzes die eerder tot meer, dan minder standaardisatie leidden. Het meten van resultaten in de vorm van toetsen versterkt de nadruk op fouten, oftewel het afwijken van de norm. In plaats van dat deze norm zelf ter discussie werd gesteld.
Tot slot zorgen deze ontwikkeling samen, vanuit het perspectief van interferentie, dat deze mechanismen elkaar versterken. Standaardisatie neemt toe, de nadruk op toetsing neemt toe en het belang van prestaties neemt toe. Waardoor kinderen die niet-standaard zijn, slechts beperkt ‘toetsbaar’ zijn en geen bijdrage aan ‘prestaties’ kunnen leveren, de dupe zijn en blijven.
In hedendaags Nederlands: een clusterfuck van jewelste.
Precies niets
Voor de duidelijkheid: die laatste term is van mij. Stellaard formuleert het zelf anders. Zij beschrijft het als het ‘dominante cultureel-cognitief script’ dat altijd gericht geweest op segregatie, in plaats van op integratie. De vraag is nooit geweest, hoe kinderen in al hun diversiteit samengebracht kunnen worden om zich te ontwikkelen. Maar veeleer hoe afwijkende kinderen ondergebracht kunnen worden in bestaande voorzieningen. Pas helemaal op het eind laat Stellaard voor even haar wetenschappelijke toon vallen. In het laatste hoofdstuk stelt ze de vraag wat het aannemelijk maakt dat het steeds repareren van de vorige oplossing de problemen zullen verhelpen? “Precies niets,” is haar bikkelharde antwoord.
Het boek is een keiharde les voor alle beleidsmakers, politici, onderzoekers, bestuurders en beroepsorganisaties die al die jaren verzuimd hebben om de ware problematiek onder ogen te zien. De vergelijking met het Toeslagenschandaal drong zich bij me op. Met het verschil dat de gevolgen daar zichtbaar waren in de vorm van verwoeste gezinnen, van wie de groei en bloei door overheidstoedoen ruw afgebroken werd. Het tragische van het falende passend onderwijs (en ook de jeugdzorg) is dat het om kinderen gaat, die nooit de kans gekregen hebben tot volle groei en bloei te komen.
DNMonline is onderdeel van
Uitgeverij Kloosterhof
Napoleonsweg 128A
6086 AJ Neer
T: 0475-597151
M: info@kloosterhof.nl
ABN AMRO: NL38.ABNA.061.70.45.976
KvK: 130.38280
BTW: NL8220.03.612.B01
DNMonline: