Abonneer je nu!

Voor slechts € 3,55 per maand ben je al abonnee!

DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.

Marianne van Teunenbroek
Marianne van Teunenbroek is senior beleidsadviseur bij de afdeling onderwijs van de gemeente Utrecht en redacteur van DNM.
E-mail: marianne.van.teunenbroek@utrecht.nl

Jetta Spaanenburg
Jetta Spaanenburg is directeur van Samenwerkingsverband Utrecht PO en voorzitter van Netwerk LPO.
E-mail: jettaspaanenburg@swvutrechtpo.nl

LinkedIn

Versterken van de pedagogische basis

Samenwerken aan een inclusieve aanpak onder de rivieren

“In de ideale wereld hoeven jeugdigen zich niet aan te passen aan de omgeving, maar sluit de omgeving aan bij wat zij nodig hebben. Het aangrijpingspunt voor ondersteuning ligt niet zozeer in (de verandering van) een jeugdige, maar meer in de situatie waarin een jeugdige zich bevindt. Zwart-wit gesteld: niet een onderwijs-zorgarrangement, maar een aangepaste onderwijs- en ontwikkelsituatie. Niet een jeugdhulpbeschikking, maar een oplossing voor de psychische problemen of schulden van ouders. We noemen dit een contextgerichte benadering.” Deze zinnen komen uit de propositie: ‘Een sterke basis door krachtige samenwerking’, geschreven op initiatief van de VNG, PO-Raad, VO-raad, MBO Raad en BMK, in verbinding met de Sectorraad GO, Netwerk LPO en Sectorraad swv vo en in samenspraak met professionals, beleidsmakers en bestuurders (2022). Maar hoe doe je dat in de praktijk? Op verschillende plekken in het land worden reeds stappen gezet. Professionals en bestuurders werken samen vanuit een domeinoverstijgende aanpak om interprofessionele verbinding te creëren. Tijdens netwerkbijeenkomsten op verschillende plekken in het land delen professionals, beleidsmakers en bestuurders uit gemeenten, onderwijs, kinderopvang en jeugdhulp concrete voorbeelden daarvan. De redactie van DNM was op 13 mei aanwezig bij de bijeenkomst in het zuiden van het land, waar veel ambitie en gedrevenheid klonk. Ter inspiratie voor anderen doen we er in deze DNM daarom verslag van.

Klaas Koelewijn, directeur van Samenwerkingsverband PO De Kempen, start de bijeenkomst door in te gaan op het begrip ‘sterke pedagogische basis’. Volgens Koelewijn gaat het daarbij over alles in de sociale context wat te maken heeft met opgroeien, opvoeden en de ontwikkeling van kinderen en jongeren. “Een sterke pedagogische basis is niet zo vanzelfsprekend. We zien dat de samenleving steeds complexer wordt en dat vraagstukken over opvoeden en opgroeien in de kinderopvang en het klaslokaal als problemen worden gezien. Het sociale weefsel in de buurt – het gezin, de kerk, de vereniging of de school – lijkt niet meer de plek om deze problemen bespreekbaar te maken. Normale vragen en onzekerheden worden steeds vaker als ‘probleem’ gedefinieerd. De dominante denkrichting is dat die problemen op individueel niveau moeten worden opgelost. Vaak is die oplossing ook stoornisgericht en tot stand gekomen door een medische manier van kijken. Die blik leidt ertoe dat we ons te sterk richten op het individuele kind, en niet op de context waarbinnen het kind zich ontwikkelt. Kinderen kunnen hierdoor geïsoleerd raken van hun eigen sociale omgeving. Deze individualistische insteek vraagt bovendien veel menskracht. Samen met het tekort aan leraren en pedagogisch medewerkers en de wachtlijsten in de jeugdhulp leidt dit tot een enorme druk waar al die professionals en kinderen dagelijks mee te maken hebben. We lopen daarnaast het risico dat kinderen die jeugdhulp het hardst nodig hebben verder in de knel raken. Aan de basis van ons denken moet dus iets fundamenteel veranderen.”

“In plaats van een ideaal gemiddelde waar ieder kind aan moet voldoen, zou de norm moeten zijn dat kinderen nu eenmaal van elkaar verschillen. Ups en downs van kinderen en jongeren horen er, in een bepaalde mate, gewoon bij. Dus laten we veel voorzichtiger zijn met ze te definiëren als een probleem. Tegelijkertijd zijn er ook kinderen en jongeren met een levenslange beperking die er altijd zal zijn. Dit hoort allebei bij het uitgangspunt: verschil is de norm.” In de propositie ‘Een sterke basis door krachtige samenwerking’, zijn drie lijnen uitgezet: anders organiseren, anders samenwerken en anders opleiden. Koelewijn licht ze toe.

 
Anders organiseren
Meer wijkgericht werken, zodat de school of het kindcentrum in de wijk de plek wordt waar de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd en ondersteund en waar zorg of extra aandacht te vinden is voor kinderen, jongeren en hun ouders. Veel hulp of aandacht die nu individueel wordt gegeven, wordt in groepsverband aangeboden.

Anders samenwerken
Anders samenwerken door budgetten voor kinderopvang, onderwijs en jeugdhulp te bundelen en ze bovendien meer groepsgericht in te zetten. Dat betekent dat wet- en regelgeving moet worden aangepast. Als er specialistische ondersteuning nodig is, brengen we die dichtbij het gezin, in plaats van het kind naar een specialistische setting te brengen.

Anders opleiden
Samenwerking is vereist, met respect voor elkaars rollen en deskundigheid. Voor het meer medisch opgeleide personeel betekent dit een omslag van het medisch model naar het model van positieve gezondheid. Van het meer pedagogisch didactisch opgeleide personeel, wordt gevraagd om het groepsklimaat – en de ontwikkeling van (verschillende) kinderen daarin – centraal te stellen.

Volgens Koelewijn moeten professionals tijd en ruimte krijgen om na te denken over wat er nodig is om de pedagogische basis in hun regio te versterken. Bestuurders en leidinggevenden zou hij willen uitdagen om die tijd en ruimte aan hun mensen te geven. Dat noemt hij ‘vertragen om te versnellen’. Daar is in zijn regio nog nooit een kind slechter van geworden!

Professionals moeten tijd en ruimte krijgen om na te denken over wat er nodig is om de pedagogische basis in hun regio te versterken.

Onderzoek naar professionele samenwerking
Hélène Leenders (associate lector) en Mariëtte Haasen (docent/onderzoeker) van Fontys Hogescholen onderzochten de samenwerking tussen jeugdhulpverleners en leraren met ouders. Zij constateren dat er een sterk appèl gedaan wordt op scholen om goede pedagogisch-didactische opbrengsten te leveren. Steeds meer kinderen hebben daar echter een vorm van hulp bij nodig. Het kan in hun ogen dan ook niet zo zijn dat scholen alleen verantwoordelijk zijn voor het creëren van een sterkere pedagogische basis. Wat ze weten uit onderzoek is dat als thuis, school en omgeving goed op elkaar aansluiten, dit een positief effect heeft op welbevinden, leerprestaties en gedrag van kinderen. Sterk partnerschap van leraren en professionals in onderwijs en jeugdhulpverlening leidt tot zelfvertrouwen van ouders en welbevinden van kinderen.

Toch blijkt o.a. uit de evaluatie passend onderwijs (Ledoux & Waslander, 2020) dat de interprofessionele samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp nog te wensen over laat. Ook blijkt dat ouders zich niet goed betrokken voelen en dat de ondersteuning vaak gericht is op herstel en normalisatie, in plaats van op inclusie (Jonkman, et al, 2021). De gerichtheid op preventie leidt vaak tot vroegsignalering en daarmee tot meer hulp, terwijl we eigenlijk de alledaagse opvoeding willen ondersteunen en versterken. Leraren zien de verschillen tussen leerlingen vaak als probleem en denken daarbij dan vaak aan individuele interventies of doorverwijzingen. En daarmee wordt de belasting op de onderwijszorg hoger. In het onderzoek bleek ook dat samenwerking van professionals vooral gericht is op individuele specialistische ondersteuning: diverse specialisten staan samen om een kind en bespreken met elkaar welke interventie het meest passend is. De onderzoekers hebben daarom leraren en jeugdhulpverleners gevraagd om gezamenlijk interventies te ontwikkelen om in de school te werken aan sociaal emotioneel leren of aan gedrag, niet uitgaande van problemen maar van ontwikkelkansen.

Uit het onderzoek blijkt dat wanneer leraren en jeugdhulpverleners samenwerken, zij daar steeds beter in worden en dat ze daarbij hun doelen beter bereiken en flexibeler worden. De onderzoekers zien dat professionals die sterk zijn in het tot stand brengen van interprofessionele samenwerking, zich goed bewust zijn van hun eigen professionaliteit. Zij weten wat zij zelf kunnen en wat zij te doen hebben. Ze zijn nieuwsgierig naar de ander, naar de expertise van de ander en hoe zij daarvan kunnen leren.

Een aanbeveling voor interprofessionele samenwerking is te investeren in het ontwikkelen van vaste teams waarin leraren en hulpverleners echt samen met elkaar aan de slag gaan. Hoe meer je samen gaat werken aan de pedagogische basis, hoe effectiever de samenwerking is. De schoolleider en de schoolbestuurder hebben een belangrijke rol in het creëren en bewaken van randvoorwaarden en het ondersteunen en stimuleren van professionals. Dit vraagt om het vertrouwen dat de samenwerking beter wordt als je het langer doet.

In een gesprek met Corina van Os (gezinswerker Buurtzorg Jong/zorg & onderwijsmedewerker SWV PO Meierij) , Henk Wever (jongerenwerker Buurtzorg Jong) en Heleen Gorter (ervaringsdeskundige ouder), werd stilgestaan bij de manier waarop professionals samenwerken met ouders en kinderen.

Uit onderzoek van Fontys blijkt dat regie van jongeren en ouders van groot belang is. “Als we jongeren en ouders niet meenemen in het vaststellen van doelen, is dat contraproductief. De rol van professionals is niet alleen de juiste keuzes maken, maar soms ook op de handen te zitten en luisteren naar wat jongeren en ouders willen en kunnen.” Gorter ervaart soms professionele arrogantie en ziet dat als risico van verdere ontschotting: “dat professionals met elkaar bepalen wat de route wordt en dat de ouder buiten spel komt te staan”. Zij roept op om ouders een prominente rol geven in onderzoek en beleidsontwikkeling, naast de regie op de hulp aan het eigen kind.

Samenwerken in de Bossche praktijk
Ankie de Laat (bestuurder van ATO- Scholenkring) en Ghislaine Fonteijn (directeur/bestuurder van Kanteel Kinderopvang) vertellen over de Bossche praktijk, waar iedere school een kindcentrum is. Dit betekent dat in elke basisschool ook kinderopvang gevestigd is. Het gaat er daarbij om dat de professionals elkaar kennen, samenwerken, informatie uitwisselen en samen verantwoordelijk zijn voor de hele lijn van 0-13 jaar. De samenwerking is op bestuurlijk niveau sterk verankerd en wordt daarom ook goed gefaciliteerd op de werkvloer met geld en tijd. Het is belangrijk om als bestuur te blijven uitdragen dat je hierin gelooft en om goede voorbeelden te delen. De rol van de gemeente is daarnaast zeer belangrijk, bijvoorbeeld voor huisvesting. De gemeente Den Bosch bouwt uitsluitend kindcentra en zij investeren op basis van de Lokale Educatieve Agenda van Den Bosch.

Guillermo Holman (bestuurder van SWV PO De Meierij) licht toe dat een belangrijke inclusieve keuze van de partners in het samenwerkingsverband is geweest om het speciaal basisonderwijs (sbo) af te bouwen. De vrijkomende middelen worden ingezet in de reguliere scholen in de regio. Handelingsgericht werken door leerkrachten en een stevige zorgstructuur zijn belangrijke voorwaarden. Het is in zijn ogen daarbij een meerwaarde om te kunnen leunen op de traditie van kindcentra in Den Bosch.

Voor de samenwerking wordt de locaties gevraagd een plan te maken waarin staat welke ontwikkelstap de teams samen willen maken. Een voorbeeld is het faciliteren van de intern begeleider om alvast te kijken bij de dreumesen en peuters, deel te nemen aan werkoverleggen en aanwezig te zijn op de peutergroepen. Een ander voorbeeld is het investeren in de relatie met ouders al voordat ze deze echt nodig hebben, ook via informeel contact: het ‘praatje over de heg’. De afstemming in de driehoek ouder-hulp-school loopt het beste op plekken waar professionals en ouders makkelijk even bij elkaar binnen kunnen lopen. Daar worden doelen beter op elkaar afgestemd en daar werken professionals beter samen. Samenwerken begint dan ook bij de ontmoeting: elkaar kennen, elkaars praktijk zien en elkaars primaire proces willen begrijpen. Open staan om hierover te leren van elkaar. Het is ook waardevol om naar de opbrengsten van de gezamenlijk inspanningen te kijken. En daarbij moeten we het hoger liggende doel voor ogen houden: het kind. “It takes a village to raise a child”; maar in de wijk, daar gebeurt het echt.


Referenties

Reageren?

Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur. 

Verder lezen?

Voor slechts € 3,55 per maand ( € 42,50 incl. 9% btw per jaar)  heeft u al een abonnement

DNMonline:

  • informeert over leiderschap in/en onderwijs en meer
  • is onafhankelijk, kritisch, beschouwend, wetenschappelijk en beschrijft boeken,
  • richt zich op (school)leiders, directies, besturen en toezichthouders in onderwijs
  • werkt met professionals die door hun werkervaring goed ingevoerd in alle aspecten van het onderwijs