Abonneer je nu!

Voor slechts € 3,55 per maand ben je al abonnee!

DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.

Onderwijs over de grenzen

LinkedIn

Roger Standaert
Roger Standaert is emeritus-hoogleraar comparatieve pedagogiek aan de Universiteit Gent en als expert betrokken bij verschillende Vlaamse internationale projecten.
E-mail: rstandaert@skynet.be

Trump en het ministerie van onderwijs


“One thing I’ll be doing very early in the administration”,
aldus Donald Trump in september 2023 in een campagnevideo, “is closing up the Department of Education in Washington, D.C., and sending all education and education work it needs back to the states”.  Dat is echter in grote mate retoriek, zoals ik nu via een erg ruwe schets van het onderwijs in Amerika wil illustreren. Daarbij doorkruisen drie rode draden het verhaal.

Vooreerst is het onderwijs in de Verenigde Staten gedecentraliseerd naar de deelstaten.

Een tweede draad is het bipartisanaal overleg. Tot 2016, het jaar waarin Trump aantrad, was het mogelijk om via overleg tussen de twee hoofdspelers, de Democraten en Republikeinen, gezamenlijk wettelijke maatregelen te nemen. Een derde rode draad is het steeds in de schaduw aanwezige behaviorisme. Die typisch Amerikaanse filosofische stroming schat elk gedrag dat niet waarneembaar is in als inefficiënt. Die filosofie is hetzij causaal, hetzij als een neveneffect terug te vinden in de grote bloei van de testpsychologie sinds de jaren twintig. Maar ook het Taylorisme, dat in diezelfde periode een enorm succes kende met het meten van deelprocessen in de industrie, ligt in die lijn. Die filosofie maakt van het onderwijs in de VS een systeem dat extreem gedomineerd wordt door cijfers.

Aanzetten tot samenwerking
De onafhankelijkheid van de deelstaten sloot niet uit dat er centrale afspraken werden gemaakt. Die afspraken kregen pas echt vorm na de Tweede Wereldoorlog. Belangrijk was The Elementary and Secondary Education Act in 1965. Daarmee werd een massa geld vrijgemaakt voor de verbetering van het onderwijs in de deelstaten. Dan volgt n 1969, onder president Nixon, de oprichting van het National Assessment of Educational Process (NAEP; spreek uit als ‘Neep’) ingevoerd. Dit mechanisme van metingen in de basisvakken zal van dan af een grote rol spelen in het vergelijken van de resultaten van de deelstaten. Het geloof in de exacte meetbaarheid van intelligentie en schoolprestaties was torenhoog in de jaren zestig. (In die tijd haalde De Groot daar tijdens een uitgebreide studiereis ook zijn inspiratie voor Vijven en zessen). Het NAEP leverde en levert nog steeds jaarlijks een National Report Card op. De introductie van het NAEP was de eerste stap in het typische accountability-denken in de VS.

President Jimmy Carter richtte in 1979 een ministerie op met een echte ‘secretary of state’.  Dat ministerie bleef echter tot de jaren negentig getrouw aan het principe van ‘encourage, facilitate and inspire’. Echte macht had de minister nog niet. Er was wel geld voor nationale projecten als die eerst in bipartisan overleg werden goedgekeurd.

Mijlpaal
Een mijlpaal in de centralisering van het onderwijs was een opzienbarend rapport over de slechte economische toestand in 1983. In de jaren 1980 tot 1984 heerste in de VS een diepe recessie met veel werkloosheid, hoge inflatie en lage groei. Het rapport A Nation at Risk (1983) wees het onderwijs aan als de belangrijkste schuldige. In de daaropvolgende paniekstemming schreven de gouverneurs van de deelstaten een ambitieus rapport over onderwijsverandering, Time for Results, dat de deur opende voor verregaande keuzevrijheid voor ouders, gebaseerd op competitie, schoolvergelijkingen en een systeem van centraal opgelegde toetsen. Ook de idee van ‘merit pay’, het betalen van leraren op basis van de resultaten op de centrale toetsen vond gretig gehoor. Dat werd daarmee de opdracht van een stevig centraal ministerie.

Het plan America 2000 onder president Bush senior schetste in 1991 een soort ‘crusade’ van centraliserende maatregelen tegen het jaar 2000. Het accountabilitymodel van de gouverneurs werd stap voor stap centraal ingevoerd. Dat plan gaf meteen ook het ontstaan aan de ‘charter scholen’. Charter scholen krijgen veel vrijheid. Het personeelsbeleid wordt geschoeid op de leest van een bedrijf, waardoor er bijvoorbeeld ook geen bekwaamheidsbewijzen werden vereist. De prijs voor die vrijheid was dan wel de deelname aan een waslijst van centraal opgelegde toetsen, die dan ook als kwaliteitscriterium zouden gelden. Op dit ogenblik bestaan er ongeveer 7000 charter scholen op het totaal van 100.000.

Omdat niet alle deelstaten even ijverig de eisen vervulden, riep president Bush jr. hen in 2001 tot de orde. Met instemming van de Democraten werd toen de beruchte wet No Child Left Behind (NCLB) goedgekeurd. De wet was uitermate directief. Alle staten moesten ieder jaar alle leerlingen in het derde en het achtste leerjaar testen voor wiskunde en lezen; voor deze vakken gold ook een verplicht toetsmoment in het secundair onderwijs. Verder moesten alle leerlingen ook getest worden voor de exacte vakken, eenmaal in de lagere school, het lager voortgezet onderwijs en in de bovenbouw. Met statistische acrobatie werd ook de voortgang (Adequate Yearly Progress; AYP) gemeten. Alle staten, districten en scholen moesten hun resultaten publiceren. Er werd ook gesteld dat de leerlingen moesten vorderen naar een benchmark van ‘proficiency’. Indien ze daar niet aan voldeden kwamen er desgevallend sancties. Het project dat tot 2015 liep, kostte 15 miljard dollar en moest na vele klachten uiteindelijk worden afgevoerd. Het programma leidde tot valse verwachtingen, versmalde curricula en intensieve toetsvoorbreiding. Daar bovenop groeide zowel bij leerlingen en ouders als bij leraren een anti-toetshouding, inbegrepen een anti-houding tegen het federale ministerie.

Common Core
Intussen was er in 2002, parallel met het NCLB-programma, een initiatief ontstaan van een aantal gouverneurs, samen met een groep ‘superintendents’ van grote districten, over een mogelijk gemeenschappelijk curriculum, het Common Core. Net als eerder NCLB verplichtte de eerste regering-Obama dit voorstel in 2009. Het Common Core werd ingebed in het project Race To The Top (RTTT), een verstrenging van het NCLB-beleid. Het programma, dat een budget kreeg van 4,5 miljard dollar, kon aan districten worden toegekend voor drie doeleinden. Leraren moesten betaald worden rekening houdend met hun toetsprestaties. Laag presterende scholen moesten worden omgevormd tot charter scholen. Verder moesten in laag presterende scholen de directeur en de helft van het personeel vervangen worden. De voorstellen kregen echter flinke tegenwerking, niet alleen van de Repubikeinen, maar ook van de vakbonden, die zich inmiddels nationaal sterker profileerden en zelfs steun kregen van ouders uit de openbare scholen. De economische crisis vanaf 2008 met bezuinigingen voor onderwijs kwam daar bovenop. Inmiddels waren de democraten bij Obama 2 (2012-2016) ook hun meerderheid kwijt.  RTTT werd nu bipartisanaal afgezwakt tot de Every Student Succeeds Education Act (ESSE) van 2015. Het Common Core werd niet verplicht waardoor de deelstaten nu konden kiezen voor tests gebaseerd op het Common Core met de eigen vertaling per deelstaat of voor de jaarlijks geplande toetsen van het NAEP. De ESSE wordt nu per deelstaat verschillend geïnterpreteerd, afhankelijk van de daar bestaande meerderheden.  

In het kielzog van het Common Core kwamen er initiatieven van het ministerie om bepaalde inhouden in de curricula aan te moedigen en te subsidiëren zoals ‘emanciperende‘ inhouden over racisme, respect voor minderheden en seksuele geaardheid. Die initiatieven stootten echter op een njet van de Republikeinen. En zo kwamen de controversen rond ‘woke’ thema’s op de voorgrond. In een aantal staten organiseren de Tea Party of de Moms for Liberty een echte kruistocht voor de traditionele ‘family values’. Hallucinant zijn in die staten de lijsten van verboden boeken in de schoolbibliotheken; de Hut van Oom Tom staat bijvoorbeeld op de zwarte lijst. Maar ook verwijzingen in curricula naar andere seksuele identiteiten worden geweerd. De grote staten Florida en Texas geven daarbij de toon aan. In Florida bijvoorbeeld is in 2023 een volledig nieuw curriculum voor social studies ingevoerd, inbegrepen al de vakken die daarmee te maken hebben. Het document van 216 bladzijden wast de geschiedenis van de VS wit en vermijdt alle woke onderwerpen.

Gaat er veel veranderen?

Het ministerie van onderwijs is nooit een sleutelspeler geweest. De begroting beslaat slechts ongeveer 10% van het totale onderwijsbudget, dus dat van de staten en de federale overheid tezamen. En als het ministerie wordt opgeheven, zullen de toetsen van het NAEP ongetwijfeld in een centrale administratie blijven, evenals een uitgebreid statistisch apparaat en een bedrag voor onderwijsonderzoek. Daarmee is al ongeveer de helft van het budget opgesoupeerd. Er zijn daarnaast belangrijke centrale geldstromen. Het grootste bedrag bevat 19,1 miljard dollar voor de ondersteuning van scholen met kansarme leerlingen. De volgende topper telt 15,5 miljard dollar voor de IDEA-wet, de Individuals with Disabilities Education Act. Afschaffing van het ministerie creëert voor die geldstromen onverwachte effecten. Als die bedragen moeten worden opgebracht door de deelstaten zou dit de rijke deelstaten goed uitkomen want die betalen nu meer dan ze krijgen. Vaak zijn dat deelstaten met een Democratisch overwicht. De armere staten, die vaak Republikeins stemmen, zouden juist minder gaan ontvangen dan ze nu krijgen uit de grote pot. Er zal dus wel een soort federaal ministerie blijven, eventueel met een symbolische naamsverandering. Bepaalde geldstromen, bijvoorbeeld de stromen die controversiële thema’s in de woke categorie ondersteunen, zullen er niet meer zijn. Daantegen zullen er nog wel enkele miljarden dollars overblijven voor projecten met een Make America Great Again-pet, zonder of met bipartisanaal overleg.

Amerika mag dan vaak ons voorland zijn, voor ons blijft het onderwijs in de VS, met of zonder Trump, een extreem marktgericht systeem; overigens aanvaard door zowel Republikeinen als Democraten. De knellende accountabilitycultuur op basis van competitie en vergelijkende centrale toetsen, die in de jaren zestig onder anderen Adriaan de Groot enorm hebben geïnspireerd, is voor ons geen toekomstbeeld. Naast de sterke toetsgerichtheid is bovendien de groeiende aandacht voor de zogenaamde traditionele familiewaarden niet van dien aard dat het onderwijs in de VS een voorbeeld voor ons is.

Referenties

  • de Groot, A.D. (1978). Vijven en zessen: Cijfers en beslissingen: Het selectieproces in ons onderwijs. Wolters-Noordhoff.
  • National Commission on Excellence in Education (1983). A Nation at Risk: The Imperative for Educational Reform: An Open Letter to the American People.
  • National Governors Association (1986). Time for Results: The Governors’ 1991 Report on Education.

Reageren?

Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur. 

Blijf op de hoogte

Meld u aan voor de nieuwsbrief van DNM-online

Wilt u als eerste op de hoogte zijn van nieuwe content op het platform van DNM-online?
Meld u dan aan voor de nieuwsbrief.

Partners

Verder lezen?

Voor slechts € 3,55 per maand ( € 42,50 incl. 9% btw per jaar)  heeft u al een abonnement

DNMonline:

  • informeert over leiderschap in/en onderwijs en meer
  • is onafhankelijk, kritisch, beschouwend, wetenschappelijk en beschrijft boeken,
  • richt zich op (school)leiders, directies, besturen en toezichthouders in onderwijs
  • werkt met professionals die door hun werkervaring goed ingevoerd in alle aspecten van het onderwijs