DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.
Ruud Klarus (2024)
Denken over opvoeding en onderwijs. Een ideeëngeschiedenis van Socrates tot Biesta
Uitgeverij Noordboek
Joop Berding
Joop Berding is opvoedingsfilosoof en auteur (www.joopberding.com)
E-mail: jwa.berding@ziggo.nl
Om te beginnen complimenten aan de auteur voor zijn moed om een zo omvangrijk overzicht te schrijven over het denken over opvoeding en onderwijs. En ook aan de uitgever voor zijn beslissing om dit te (durven) uitgeven. Het is lang geleden dat een dergelijk overzicht in het Nederlands beschikbaar kwam. Ik vond in mijn kast een boek terug uit 1964, getiteld Grote denkers over opvoeding, onder redactie van Van der Velde. Daarna volgden onder andere Geschiedenis van opvoeding en onderwijs van Kruithof e.a. uit 1982, Vijf eeuwen opvoeden in Nederland, van Bakker e.a., uit 2006, Het verlangen naar opvoeden van Dekker, ook uit 2006 en Een geschiedenis van het onderwijs in Nederland van De Rooy uit 2018. In alle vijf de boeken treffen we, begrijpelijk, veel dezelfde namen, ideeën en theorieën en opvoedings- en onderwijspraktijken aan. Een belangrijk verschil tussen Klarus’ boek en de laatste vier is dat hij in zijn geschiedschrijving veel verder teruggaat en het ook buiten de landsgrenzen zoekt. Hij laat het denken over opvoeding en onderwijs beginnen bij de antieke Grieken en wel bij Socrates/Plato. Deze onderstreepte de samenhang tussen de ‘ideale’ staat met zijn sterk hiërarchische en militaristische ordening en het onderwijs. Daarna ontvouwt zich periodegewijs in twaalf delen een vertelling, zo wil ik het toch wel noemen, over wat ‘grote’ denkers in ruim twee millennia over opvoeding en onderwijs hebben ge- en bedacht. Niet wonderlijk zijn het vaak filosofen die hierbij het voortouw namen. Of het nu vanuit opvattingen en inzichten over het goddelijke, over kennis of over de maatschappij was: steeds werd de verbinding gelegd met de rol van opvoeding en onderwijs ten opzichte hiervan.
In ruim 500 pagina’s passeert een groot aantal namen de revue; hier een keuze uit maken is geen doen en ook niet nodig: het betreft in grote lijnen de canon van de westerse filosofie en pedagogiek. Ook de periodisering en contextualisering voelen vertrouwd aan: na het antieke Griekenland volgt Rome, daarna Karel de Grote en de middeleeuwen, waarna we langzaam maar zeker bij de grondleggers van de ‘moderne’ psychologie, politieke theorie en filosofie komen (denk aan, om toch een enkele naam te noemen: Locke en Kant). Voor veel onderwijsmensen vertrouwde namen als Rousseau en, iets later in de tijd, Pestalozzi en Fröbel komen aan bod. Van allen zijn overigens de sporen van hun denken en praktijk nog tot in ónze tijd duidelijk waarneembaar. In Duitsland ontbrandt de ‘strijd’ tussen Bildung en Ausbildung (in de jaren 70 opgepikt door onze eigen Cornelis Verhoeven) en dan, zo tegen 1900 komt de reformpedagogiek van de grond. Hier zullen vele lezers namen herkennen: Maria Montessori, Helen Parkhurst, John Dewey. Klarus wijdt niet meer dan een korte alinea aan Rudolf Steiner. Opvallender nog is dat Peter Petersen, de grondlegger van de jenaplanschool en Janusz Korczak, misschien wel de meest baanbrekende pedagoog van de twintigste eeuw, geheel afwezig zijn. En de auteur mixt de historische volgorde wat dooreen door Parkhurst vóór Dewey te bespreken, terwijl haar Daltonschool op zijn ideeën voortbouwde. Hier is overigens ook te zien dat de titels van de delen niet altijd matchen met de inhoud. Om Dewey te bespreken onder de titel ‘Worden wie je bent’ slaat de plank mis.
Anders dan in een flink deel van de negentiende eeuw en zelfs nog van de twintigste was een onderwijsdenker c.q. –filosoof ook vaak een onderwijspracticus. Die koppeling lijkt zo goed als verdwenen, met de opkomst van wat we wel ‘toeschouwersonderzoek’ noemen, dat van buitenaf en primair met een onderzoeksoog en –belang naar praktijkprocessen kijkt. Naarmate we dichter bij onze tijd komen, gaan steeds meer disciplines zich van buitenaf met de opvoeding en het onderwijs bemoeien. Het ligt voor de hand dat in de beschrijving van de afgelopen eeuw de opkomst van de onderwijssociologie, -psychologie en –economie alsook het recente zgn. breindenken wordt meegenomen. Klarus schrijft ontnuchterend en raak: ‘Onderwijs lijkt (…) steeds meer een neuropsychologische praktijk te worden’ (p. 489). Overigens is de wederzijdse impact van social media en (pedagogisch) denken vreemd genoeg afwezig. Evenals, om nog een wat merkwaardige omissie te noemen, dat het speciaal onderwijs geen plek in dit overzicht heeft gekregen. Wat des te meer verbaast omdat Klarus in zijn Voorwoord schrijft dat hij laat zien ‘welke groepen [bedoeld zijn maatschappelijke klassen, JB] het meeste baat hadden bij onderwijs’ (p. 12). Hebben niet ontzettend veel kinderen er baat bij gehad dat er ‘speciale’ scholen werden opgericht?
Het is bijna onontkoombaar en ook geen bezwaar dat opvoedings- en onderwijsidealen en –praktijken – denken en handelen dus – in dit boek nauw op elkaar worden betrokken. Vanuit een pedagogische invalshoek – die zoals Klarus helder laat zien, altijd moet opboksen tegen andere invalshoeken en het daar op dit moment moeilijk mee heeft – proberen we zo goed mogelijk zicht te krijgen op de ervaringswereld van opvoeders en kinderen c.q. leerlingen. Inleven en begrijpen staan daarbij voorop, niet verklaren, voorspellen of ‘optimaliseren’. Als je dit boek in alle gedetailleerdheid doorneemt, valt op hoe rijkgeschakeerd de wereld van opvoeders en kinderen altijd is geweest – en uiteraard nog steeds is. Denkers over opvoeding bouwden niet alleen voort op eerdere denkers maar sloegen ook andere, nieuwe, veelbelovend geachte wegen in. Soms bleken het dwaalwegen, soms bleken het heel oude wegen.
Ik noemde het boek een vertelling en dat is een van de grote verdiensten van Klarus’ werkwijze. Bij een onderwerp als dit ligt immers het risico van een gortdroge opsomming op de loer. Klarus’ presentatie van het overvloedige materiaal leest echter vlot en biedt tegelijk de lezer de nodige uitdaging. Het boek is geïllustreerd, wat een aardig extraatje is; de lezer krijgt zo een ‘plaatje bij een praatje’, oftewel het principe van de aanschouwing, uitgevonden door Comenius in de zeventiende eeuw, waar we in het onderwijs anno 2025 nog altijd mee werken. Ik vraag me alleen of waarom de uitgever het nodig vond een tekening van een kind dat een pak rammel op zijn blote billen krijgt als ‘uithangbord’ van een boek over het denken over opvoeding en onderwijs te gebruiken. Alhoewel afkomstig uit de bekende denigrerende tekst van Erasmus over schoolmeesters als ‘het rampzaligste, ellendigste en bij de goden meest gehate mensenslag’, representatief zou ik dit toch niet willen noemen.
Tot slot. In 1964 kon Van der Velde nog schrijven dat zijn boek ‘in de geest van de tijd’ paste, vanwege de ‘oplevende belangstelling voor de historische pedagogiek’. Iets meer dan zestig jaar later kunnen we constateren dat zowel dat vakgebied als de belangstelling ervoor zo goed als dood is. Des te meer hulde aan Klarus dat hij, tegen de tijdgeest in, een zo rijk gedetailleerd boek heeft geschreven dat van groot belang is voor het vakgebied van de pedagogiek – een in wezen door en door cultuurhistorisch domein. Van harte aanbevolen voor wie zich wil verdiepen in de lange lijnen en voor wie wil begrijpen waar de wortels liggen van de opvoeding en het onderwijs van vandaag.
DNMonline is onderdeel van
Uitgeverij Kloosterhof
Napoleonsweg 128A
6086 AJ Neer
T: 0475-597151
M: info@kloosterhof.nl
ABN AMRO: NL38.ABNA.061.70.45.976
KvK: 130.38280
BTW: NL8220.03.612.B01
DNMonline: