Abonneer je nu!

Voor slechts € 3,55 per maand ben je al abonnee!

DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.

Boeken

Otto de Loor (2023) De anatomie van democratie. Het grote werken aan democratie boek. uitgeverij SWP
Jordi Wiersma (2023). Democratie, deugden, docentschap. De docent als gids in de democratie. uitgeverij Damon
Micha de Winter (2024). Medemenselijk Opvoeden. Samenlevingspedagogiek voor een hoopvolle en daadkrachtige generatie. uitgeverij SWP

Jeroen Onstenk

Jeroen Onstenk is redacteur van DNMOnline 
E-mail: jeroenonstenk@outlook.com

Vooraf

Burgerschapsvorming is een wettelijk onderwijsdoel en wordt gezien als basisvaardigheid. Centraal staat daarbij het ontwikkelen van inzicht in en liefde voor democratie en rechtsstaat. Dat dat nog niet zo eenvoudig is, laat het huidige kabinet  zien. Zelfs na expliciete afspraken zich aan de rechtstaat te houden, blijkt dat steeds weer lastig. Dat de betrokken partijen daar al langer last van hebben, komt goed naar voren in het  boek van De Loor, dat nog eens de kern van de democratische rechtsstaat op een rijtje zet en een aantal bedreigingen van de democratie bespreekt. Het boek is expliciet bedoeld voor onderwijs gericht op het opleiden van democratische burgers. Dat dat niet alleen in de huidige situatie, maar ook meer in het algemeen een ambitieuze onderneming is blijkt ook uit de twee andere hier besproken boeken over opleiden en het belang van vorming in een democratische samenleving. Ze zijn geschreven  vanuit respectievelijk een conservatief (Wiersma) en een progressief (De Winter) perspectief.  

Otto de Loor: Democratie kun je (en zou je moeten) leren
Otto de Loor biedt in zijn handboek De anatomie van de democratie. Het grote werken aan democratie-boek bouwstenen voor een opleidingsroute tot beter burgerschap. Het boek telt vier delen met meer dan 50 theoretische en praktische hoofdstukken waarin veel kennis over democratie, de Nederlandse rechtsstaat en het democratisch samenleven wordt gepresenteerd. Deel 1 beschrijft de kenmerken van de Nederlandse staatinrichting met vrijheid en gelijkheid als belangrijkste  principes en waarden. Het gaat om de Nederlandse democratie als rechtsstaat: van Grondwet tot en met de rol van journalistiek en debat.  Deel 2 gaat over de relatie tussen burgers en de democratische rechtsstaat met thema’s als het politiek speelveld van pluralisme tot en met directe representatieve democratie, inclusief ondermijningen zoals een zich terugtrekkende overheid; de transnationale invloed van big tech; de banalisering van het politieke ambt etc. Deel 3 analyseert maatschappelijke condities van democratisch samenleven: identiteit, gemeenschap (verbinding) en de centrale waarde  ‘broederschap’ en burgerschap. Vrijheid en gelijkheid gaan niet zonder broederschap. Broederschap vergt een aantal sociale competenties zoals je verbonden kunnen voelen met anderen, het vermogen tot compassie, acceptatie van andersdenkenden en erkenning van diversiteit, begrijpen van meningen, opvattingen en leefwijzen van anderen. Processen die de  democratie ondermijnen, zijn volgens De Loor onder andere toenemende sociaaleconomische ongelijkheid, etnisch en cultureel nationalisme, scheiding van  beleid en uitvoering en het ondergraven van democratische instituten. Deel 4 tenslotte gaat in op het democratisch Zelf:  hoe mensen persoonlijk betekenis moeten en kunnen geven aan democratie  en hoe persoonlijkheidstypes en psychologische factoren daarbij een positieve dan wel negatieve invloed kunnen hebben. De Loor besteedt hier aandacht aan fatsoen, ons brein en de werkelijkheid, naïef realisme, narcisme en politiek en ondermijning van de democratie door het te grote ego van de autoritaire leider en dat van zijn volgers.  

De inhoud van het boek is aanzienlijk ruimer dan de titel belooft: het gaat niet alleen om de anatomie, maar ook en vooral om de processen in een democratie. Niet in de laatste plaats wil De Loor de krachten die afbreuk doen aan democratische normen, conventies en instituten leren herkennen, benoemen en bestrijden. Het boek geeft tal van  voorbeelden van acties en citaten van partijen en politici die niet in overeenstemming zijn met letter en geest van de democratische rechtsstaat. Hij noemt geen namen, maar het is duidelijk dat het zeer frequent (maar niet alleen) gaat over Forum voor Democratie en PVV.

Het boek is didactisch goed opgezet met regelmatig discussievragen. Bovendien is er digitaal een uitgebreid werkboek met docenthandleiding beschikbaar, met vragen die van ‘lage orde’ denkvragen oplopen tot ‘hoge orde’ denk(en doe)vragen.

Jordi Wiersma: goede democratie vergt aristocratische mensen
Een heel andere, pessimistische analyse van het democratische zelf (de democratische mens) komt aan de orde in Democratie, deugden, docentschap. De docent als gids in de democratie, het proefschrift van classicus en rechtsfilosoof Jordi Wiersma. Het is een boek van het grote gebaar en de lange termijn. Aan de hand van een serie ‘grote boeken’  bespreekt Wiersma  een traditie van een kritische visie op democratie en op onderwijs daarbinnen, die loopt van de ‘klassieke’ Plato, Aristoteles, Cicero en Quintilianus via de christelijke Thomas à Kempis en Erasmus tot aan de ‘humanistische’ Tocqueville  en Ortega y Gasset. Volgens Wiersma heeft deze traditie over onderwijs en opvoeding een onuitwisbaar stempel op de westerse geschiedenis gedrukt. Juist die eeuwenlange traditie is zelf het bewijs van de waarde en relevantie van deze ideeën, ook voor de huidige tijd. Volgens deze traditie (en Wiersma) is het voornaamste probleem met democratie dat het leidt tot vrije maar ‘onrustige’ zielen (een term die Wiersma onbekommerd gebruikt, zonder dat duidelijk wordt wat hij daar precies mee bedoelt), die door meningen, emoties en (korte termijn)eigenbelang heen en weer slingeren op hun levenspad. Volgens Wiersma bestaat deze wispelturige democratische mens anno 2024 in een nog ‘extremere’ vorm, als digitale mens, de democratische mens 2.0. Maar waar in de klassieke analyses democratie als oorzaak wordt gezien, lijkt de redenering gaandeweg het betoog van Wiesma om te draaien: ‘hoe onrustiger, hoe democratischer’. Maar in dat kader besproken auteurs als Sennett en  Nussbaum zoeken de oorzaken van dergelijke veranderingen niet primair in de politiek, maar in de markt, globalisering en sociale media. In plaats van een gevolg van democratie zien ze dit als een bedreiging voor democratie.

Wiersma ziet, in navolging van zijn ‘meester-denkers’, ook een bedreiging, maar dan vanuit het perspectief van leiderschap. Het grote risico van de democratie ziet deze traditie sinds Plato dat het uitloopt op tirannie, vanwege het ontbreken van geschikte leiders. Als alternatief voor de rusteloze, door zijn voorkeuren heen en weer geslingerde democratisch mens wordt de ‘aristocratische’ mens gepresenteerd, een persoon die over veel karakter en deugden beschikt en (vooral) zichzelf weet te leiden.  ‘Aristos’ wordt gebruikt in morele zin. Pas wie voldoende persoonlijkheid en deugden heeft om zichzelf te leiden, kan ook anderen leiden. De auteur  denkt daarbij vooral aan de deugden van geschikte leiders. Soms suggereert hij dat deze ook breder van toepassing zouden kunnen zijn, bijvoorbeeld in gezinnen, bij vakmanschap en in de sport.

Het boek besteedt veel aandacht aan het opleiden van deze aristocratische mens.  Inhoudelijk goed onderwijs is een conditio sine qua non, maar persoons- en karaktervorming geven het onderwijs pas echt betekenis. Wiersma legt uit hoe de Griekse paideia-gedachte (grondslag van ons begrip pedagogie) en de Romeinse artes liberales invulling geven aan deze opvoeding in de vorm van aandacht voor teksten die zowel de gewenste deugden uitleggen, als de weg ernaar toe (inzicht; oefening; discipline). Deze gedachten werken nog steeds door in de opzet van ons onderwijs, met name bij de universiteiten (liberal arts; university colleges) en gymnasia.

Wiersma focust in het laatste deel op de vraag hoe deze deugdzame mensen opgeleid moeten worden en welke rol de docent daarin speelt. Iedere vorm van goed onderwijs valt of staat bij de aanwezigheid van een goede docent. Een goede docent kent een combinatie van gezag, verstand van zaken en bewondering. Wiersma is uitgesproken kritisch op de beperking van de rol van docent tot procesbegeleider die leerlingen helpt bij het verwerven van hun competenties. Dit gaat er volgens hem aan voorbij dat het juist de liefde voor leerlingen en de toewijding aan een vak zijn die de kwaliteit van het onderwijs bepalen. Inspirerend is zijn bespreking van de opvattingen van de Schotse classicus Gilbert Highet, volgens wie de docent vooral als persoon (en aristocratisch mens) het verschil maakt. Hij moet humor en een goed geheugen hebben met betrekking tot  wat individuele leerlingen gezegd hebben. En de wil om leerlingen te laten groeien en bloeien. Een goede docent heeft ‘een vurig verlangen om een andere ziel deelgenoot te maken van de wereld zoals hij zich die door studie eigen heeft mogen maken en die hij uit verlangen naar nog meer kennis blijft onderzoeken. Deze wereld is groter, mooier en vooral beter dan de leefwereld van de leerling’. Via de docent leert een kind de wereld kennen waarin het existeert. Een wereld waartoe het zich in de breedste zin dient leren te verhouden, zoals het ook in die wereld moet leren zich tot zichzelf te verhouden.

Het boek is geschreven als rechtsfilosofisch proefschrift en is duidelijk een product van de Rechtsfilosofie als de conservatieve denktank aan de universiteit Leiden. In lijn met zijn filosofische bronnen spreekt Wiersma steeds over ‘de’ mens. Enige Relativerende opmerkingen zouden op hun plaats geweest zijn over het feit dat het bij bijna al deze filosofen gaat om een beperkt deel van  de bevolking (geen vrouwen, geen lijfeigenen en slaven (en bij de Grieken ook geen ambachtslieden) en daarmee ook om een tot heersende groep beperkte reikwijdte van democratie.

Het boek geeft een duidelijk beeld van de klassiek-christelijk visie  op samenleving, politiek en onderwijs. Het is absoluut de moeite waard inzicht te krijgen in deze traditie, ook al is dit als algemeen beeld van een cultuur en van het streven naar wijsheid en het goede een conservatief en wel erg westers beeld. Zo verwijst de eerbiedwaardige aura van een begrip als literatuur nog steeds naar de betekenis die ‘grote teksten’ in de Romeinse tijd hadden voor de opvoeding tot aristocratisch mens en leider. De stelling van Wiersma dat we daarom het huidig onderwijs met dezelfde teksten moeten beoordelen is dan weer twijfelachtig. Interessant is zijn boek ook als analyse van wat een leider groots en deugdvol maakt. Als normatief beeld van hoe een leider zou moeten zijn en op welke basis hij geselecteerd zou moeten worden heeft dit waarde. Aan de vraag of de reëel bestaande leiders aan dit beeld voldoen, of zich er zelfs maar iets aan gelegen laten liggen, waagt Wiersma zich niet. De enige concrete naam die hij noemt (Berlusconi als ‘groots’ man) roept wel  vragen op. Ook de kritiek op en ambities voor het (hoger) onderwijs en gymnasium zijn interessant. Het is goed als het onderwijs zich realiseert dat men niet alleen (toekomstige) burgers opleidt, maar ook leidinggevenden op alle niveaus.

Micha de Winter: democratisch opvoeden
Medemenselijk opvoeden van de pedagoog Micha de Winter gaat over de vraag hoe opvoeding, vorming en onderwijs nieuwe generaties kunnen toerusten en motiveren voor het leven in een vrije, rechtvaardige en solidaire samenleving. De Winter beschrijft in dit boek een aantal belangrijke inzichten die mede zijn ontleend aan het onderzoek van zijn vakgroep aan de Universiteit Utrecht naar onder andere de Vreedzame School en de Stadsschool.

Het boek bestaat uit zes hoofdstukken. Hoofdstuk 1 legt het begrip  samenlevingspedagogiek uit. Dit heeft fundamenten in de democratische rechtstaat en democratische samenleving. Daarbij horen tijdloze waarden zoals rechtvaardigheid, wijsheid, welwillendheid en religievrede. Het gaat om het bijdragen aan een samenleving waarin mensen gelijkwaardig zijn en voldoende kansen krijgen om tot bloei te komen; waarin ze het recht en vermogen hebben hun stem te laten horen en bereid en in staat zijn samen te leven en elkaar te helpen. Een paar aspecten in de analyse van het democratisch opvoedingsprobleem  zijn vergelijkbaar met Wiersma’s gedachten. Ook De Winter ziet toenemende individualisering, keuzevrijheid (eerder keuzedwang) en sociale media als oorzaken van onzekerheid en isolatie. Ook hij ziet democratisch opvoeden als een langdurig proces, gericht op de ontwikkeling van waarden en deugden. Maar waar Wiersma uitgesproken pessimistisch (en belerend) is, is De Winter hoopvol. Hij focust niet op een beperkte groep, maar richt zich nadrukkelijk op alle jongeren als (aanstaande) burgers. Hij besteedt veel aandacht aan het sociale, het samenleven en het leren dragen van medeverantwoordelijkheid voor jezelf en anderen. Het gaat er daarbij om daadwerkelijk ruimte te geven aan de eigen inbreng van jongeren.

In hoofdstuk 2 ligt de nadruk op het onmiskenbare belang van hoop en optimisme in opvoeding en onderwijs. Er is veel onzekerheid in de wereld over rampzalige ontwikkelingen zoals klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. De democratie ligt onder vuur. Jongeren hebben volgens De Winter optimisme en geloof in de toekomst nodig. De samenleving zit te springen om hoopvolle, optimistische burgers die wat willen maken van de wereld. Hoop is  een pedagogisch thema bij uitstel. Onderwijs en vorming willen jongeren iets meegeven en hun zingeving aanwakkeren. De Winter beschrijft hoe samenlevingspedagogiek jonge mensen kan helpen om met elkaar aan een zinvol, hoopgevend en humaan toekomstperspectief te werken.

Hoofdstuk 3 en 4 gaan het over de ontwikkeling van sociale daadkracht (agency) van jongeren. Burgers zijn de laatste decennia mondiger geworden, nemen zelf het heft in handen en stellen zich kritisch op. Deze houding wordt in de sociale wetenschappen ‘agency’ genoemd, en is een optelsom van zelfstandige oordeelsvorming en actief handelen. Op deze manier structureren mensen hun eigen leven en dat van anderen in een complexe wereld. Kinderen en jongeren ontwikkelen agency in een omgeving waar ze worden uitgedaagd om een actieve rol te spelen in de wereld. In dit verband verwijst ook De Winter naar Nussbaum die zich richt op agency  als het bevorderen van het vermogen van mensen om hun eigen welbevinden en dat van anderen te beïnvloeden. Het is volgens De Winter belangrijk om kinderen onvoorwaardelijk respect te geven, zelfs al botst hun gedrag met de belangen van opvoeders of leraren. Opvoeders moeten bereid zijn om telkens weer opnieuw te beginnen. De pedagogiek zou volgens De Winter niet alleen gericht moeten zijn op problematiek, maar vooral ook op groei. Voor de sociale capaciteiten en de ontwikkeling van kinderen in de wereld is niet altijd voldoende oog geweest. Agency bij jongeren kun je bevorderen door ruimte te geven aan hun stem en door hen te leren dat ze niet alleen op de wereld zijn en dat ze bij hun wensen en behoeften rekening moeten houden met anderen. Van optimisme word je gelukkiger en gezonder. Daarom zouden we meer aandacht kunnen hebben voor de factoren die geluk, gezondheid en groei bevorderen.

Hoofdstuk 5 gaat mee specifiek over de jeugdzorg. Hoofdstuk 6 geeft samenvattend de visies van De Winter weer op medemenselijk opvoeden. De Winter signaleert in de samenleving zowel een behoefte aan verbinding, maar ook de groei van groepsegoïsme. De verbinding met de eigen groep kan uitsluiting van andere groepen tot gevolg hebben, wat een gevaar is voor medemenselijkheid. Als tegenwicht hiertegen pleit De Winter voor meer begrip van de groepsdynamiek. Sociale nieuwsgierigheid kan helpen om echt te zien wat er speelt bij mensen. Een positieve basishouding naar mensen helpt om te zien wat mensen met elkaar gemeen hebben en hoe ze dus met elkaar verbonden zijn. Het onderwijs heeft een rol in het verbreken van wij-zij-denken. De Winter wijst op het belang van een samenleving die de wederzijdse belangen van individuen en groepen erkent. Want uiteindelijk bepalen zowel de inrichting van de samenleving als de manier waarop mensen gevormd worden hoe ze zich ten opzicht van elkaar gedragen.

De Winter eindigt Medemenselijk opvoeden met een persoonlijke epiloog over de traumatische oorlogsgeschiedenis van zijn familie, waarbij hij de veerkracht van zijn ouders benadrukt. Mede vanwege het oorlogsverleden van zijn familie voelt De Winter zich aangetrokken tot onderwerpen die ingaan op de rol van opvoeding en onderwijs bij een rechtvaardige, democratische en humane samenleving. Zijn boek geeft leraren, jeugdwerkers en ander opvoeders veel argumenten en voorbeelden waarom dit een  belangrijk en haalbaar doel is.  

Verder lezen?

Voor slechts € 3,55 per maand ( € 42,50 incl. 9% btw per jaar)  heeft u al een abonnement

DNMonline:

  • informeert over leiderschap in/en onderwijs en meer
  • is onafhankelijk, kritisch, beschouwend, wetenschappelijk en beschrijft boeken,
  • richt zich op (school)leiders, directies, besturen en toezichthouders in onderwijs
  • werkt met professionals die door hun werkervaring goed ingevoerd in alle aspecten van het onderwijs