DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.
Pieter Uittenboogaard (2024)
Tussen klas en kamer. Ervaringen van een docent in het hart van de democratie
Balans
Pieter Leenheer
Pieter Leenheer is redacteur van DNMonline.
E-mail: pieter.leenheer@planet.nl
In 2023 werd economieleraar Pieter Uittenboogaard Leraar van het jaar voor de sector vo en vervolgens in die hoedanigheid door de Commissie Democratie en Debat van Nieuwspoort gevraagd om een tijdlang het politieke bedrijf te volgen en daar verslag van uit te brengen. Dat resulteerde eind 2024 in Tussen klas en kamer waarin Uittenboogaard zijn ervaringen en bevindingen beschrijft. Een beetje kort door de bocht: hij woonde bijvoorbeeld een paar sessies van de vaste kamercommissie onderwijs en een paar kamerzittingen bij, sprak uitgebreid met Anita Pijpelink (GroenLinks/PvdA) en Aant Soepboer (NSC), en ging langs bij mensen zoals Jelmer Evers, Merel van Vroonmhoven en Jeroen Dijsselbloem die een belangrijke rol spelen of hebben gespeeld in het debat over onderwijs. Tussen de bedrijven door krijg je ook een aardig inkijkje in Uittenboogaards klassen en een beeld van zijn kijk op onderwijs, maar dat is toch uiteindelijk vooral decor. De hoofdzaak is wat Uittenboogaard gezien heeft in het politiek bedrijf. En hoewel het boek beslist prettig leest, wreekt zich daar dat Uittenboogaard zonder een duidelijk plan en vraagstelling aan de slag is gegaan. Tussen klas en kamer bestaat vooral uit goed-leesbare beschrijvingen: hoe leden van de vaste kamercommissie van gedachten wisselen en wat bepaalde personen problematisch vinden in ons onderwijs. Geen analyse van het onderwijspolitieke bedrijf.
Daardoor komen de aanbevelingen aan het slot eigenlijk nogal uit de lucht vallen. Als je terugbladert zie je dat ze wel aanknopen bij opmerkingen die eerder her en der gemaakt zijn, maar de tekst werkt er bepaald niet expliciet naar toe. Uittenboogaard geeft acht aanbevelingen. Zeven daarvan luiden (de achtste – eigenlijk de vijfde – komt verderop aan de orde): roep de leescrisis uit en stel een plan op voor een nationaal leesoffensief; maak Pointer checkt deel van mentorlessen, verbied mobieltjes in de school en doe wat aan de doorgeschoten digitalisering in het onderwijs; dring het aantal adviseurs, coaches en consultants terug en voer een keurmerk in; kies als school voor kennisrijk curriculum gecombineerd met thematisch onderwijs; voer de eindtoets weer in het het basisonderwijs en leg de lat hoger bij de overstap mavo-havo en havo-vwo; zorg beter voor startende leraren en beloon mensen die 40 jaar voor de klas hebben gestaan, met een Theo Thijsen penning. Al met al een nogal bont geheel, bedoeld voor zeer uiteenlopende doelgroepen.
Hoofdstuk 12, Het Nationaal Onderwijsmuseum, biedt overigens iets van een overkoepelende gedachte alsof Uittenboogaard even de pen had neergelegd en terugkeek in zijn aantekeningen. Hij schrijft daar: ’Mijn indruk is dat iedereen in Den Haag onderwijs wel belangrijk vindt, maar dat er niet écht doorgepakt wordt. Tijdens het schrijven van dit boek heb ik regelmatig geconstateerd dat er in de politiek nog steeds een gevoel van urgentie ontbreekt over zaken als het tekort aan docenten en de afnemende onderwijsresultaten. Waar je bijvoorbeeld zou hopen dat de partijleiders deze onderwerpen voortdurend hoog op de agenda zetten, wordt het thema onderwijs juist vaak in de ijskast gezet. Ik vind het uitermate teleurstellend dat onderwijs in ons parlement geen prioriteit heeft, de politiek de ernst van de situatie niet inziet en er nog altijd geen overtuigend plan is om de problemen aan te pakken.’ In hoofdstuk 1 vind je echter geen aanwijzingen dat dit van begin af aan Uittenboogaards agenda was.
Net vóór de zojuist geciteerde passage spreekt Uittenboogaard zijn vrees uit voor een verlies aan institutioneel geheugen door het gebrek aan ervaring in de Kamer. Die vrees leidt niet tot een aanbeveling aan politieke partijen, maar speelt wellicht mee bij aanbeveling 5: verhoog kwaliteit van de lerarenopleidingen. Dat zou naar zijn idee – en daar kan ik me zeer goed in vinden – kunnen door bepaalde onderdelen verplicht te stellen. Bijvoorbeeld onderwijsgeschiedenis: voor de identiteit van de beroepsgroep zou het goed zijn als de lerarenopleidingen aandacht gaan schenken aan personen, onderwerpen en belangrijke gebeurtenissen zoals de schoolstrijd, Theo Thijssen, de Mammoetwet en het rapport van de commissie-Dijsselbloem. En, voegt Uittenboogaard daaraan toe, aspirantleraren zouden daarnaast verplicht een bezoek moeten brengen aan het Nationaal Onderwijsmuseum.Het is een zaak van bittere ironie dat ik dit citeer op het moment dat het Onderwijsmuseum ernstig in zijn bestaan bedreigd wordt doordat OCW zijn subsidie intrekt. Van gebrek aan institutioneel geheugen gesproken.
DNMonline: