DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.
Gijs H. van Gemert, Karlieneke Speijers en Sofie Sergeant (2025)
Inclusief gedrag. Inclusief onderwijs als antwoord op probleemgedrag.
Gompel & Scavina
Dieneke de Ruiter
Dieneke de Ruiter is als adviseur-onderzoeker werkzaam bij Sardes (stichting CAOP) en redacteur van DNMonline
E-mail: d.de.ruiter@sardes.nl
Inclusief gedrag is een prikkelend boek voor schoolleiders, intern begeleiders en leraren, geïnteresseerd in het thema inclusief onderwijs. Want als je iets wilt met inclusief onderwijs, dan is gedrag een thema dat weerstand oproept in schoolteams en misschien is het ook wel bron voor persoonlijke twijfel. Passen deze kinderen wel in het regulier onderwijs en hoe dan? Welke rol heb je daarin zelf?
De titel van het boek wijst direct de weg in de lijn van argumentatie die ten grondslag ligt aan het boek: probleemgedrag hoort erbij. Als een leerling met probleemgedrag is verwezen naar het gespecialiseerd onderwijs, zal een volgende leerling met probleemgedrag opstaan. Het antwoord op deze gang van zaken ligt volgens de auteurs niet in het streven naar aanpassing van het gedrag en verwijzen van het kind als dat niet lukt. We moeten het zoeken in inclusief onderwijs; onderwijs voor alle leerlingen door aanpassing van de pedagogisch-didactische context en de school- en onderwijsorganisatie.
Het boek focust vooral op de pedagogisch-didactische context, en minder op de school- en onderwijsorganisatie. Het centrale thema is de relatie die de leraar aangaat met de leerling en benadrukt wordt dat het de leraar is die uit zijn oude rol moet stappen. Daardoor biedt het boek minder directe aanknopingspunten voor schoolleiders. De rol van de schoolleider wordt aan het eind van het boek in een paar richtlijnen beschreven, als één van de stille actoren.
Desalniettemin is het een uitnodigend boek, prikkelend geschreven. Genoeg om je gedachten eens aan te scherpen. Neem nu alleen al het woord ‘gedrag’. Een in de kern neutraal woord, zo brengen de auteurs onder de aandacht, maar in het onderwijs een beladen, negatieve term van leraren. Met als gemeenschappelijke ondertoon dat het gaat om een “leerling die de orde verstoort, het lesgeven hindert en anderen overlast bezorgt. En dat daar nodig iets aan gedaan moet worden, ‘anders kunnen we niet verder’” (p.22).
Een ander voorbeeld is dat de auteurs afstand nemen van ‘orde’ als de wenselijke, na te streven situatie. Een standaardbenadering sluit volgens hen niet aan bij de behoefte van individuele leerlingen en biedt onvoldoende ruimte voor het gezamenlijk leerproces van leerlingen en leraren. Voor hen betekent het oplossen van een conflict met een leerling: een vastgelopen situatie weer in beweging brengen. Vooral door een nieuw perspectief te scheppen.
Wat minder uitgewerkt is het dilemma dat voortkomt uit deze stellingname. De auteurs zien flexibiliteit als kerncompetentie van inclusief onderwijs. Leraren moeten in staat zijn om hun benadering aan te passen aan de behoeften van hun leerlingen. Maar inclusie is niet grenzeloos, zo stellen zij ook. Inclusie vraagt om een veilige, zorgzame omgeving waarin duidelijkheid en structuur worden geboden. De auteurs pleiten tégen een leeromgeving die zich kenmerkt door “straktuur”, met een focus op disciplinering en orde, en vóór een leeromgeving die zich kenmerkt als licht-chaotisch waarin kinderen op eigen gezag met plezier leren. Het lijkt mij zinvol om die opvatting stevig te bespreken in schoolteams: hoe lezen leraren dit en vooral hoe verhoudt het zich tot hun visie op gedrag en probleemgedrag? Best mogelijk dat je hier stevige opvattingen tegenkomt die het overnemen van de stellingnames van de auteurs in de weg staan.
Het boek is op sommige punten ook minder sterk. Er worden concepten geïntroduceerd en veelvuldig herhaald zonder dat je echt goed te pakken krijgt wat er bedoeld wordt. Dialoog-al-doende en gespreid leiderschap zijn daarvan voorbeelden.
Minder krachtig is ook de keuze van de auteurs om het gedrag van leraren in vier stijlen te beschrijven: de komiek, de zorgverlener, de dirigent en de kapitein. Het is zeer de vraag of deze stijlen recht doen aan het gedrag van leraren, dat waarschijnlijk net zo complex en veelzijdig is, als dat van leerlingen. Het is jammer dat de auteurs zich beperken tot het zichtbare gedrag van deze vier vermeende stijlen en lijken te suggereren dat reflectie op dit gedrag voldoende is om bij te sturen. Ze stellen wel dat probleemgedrag je raakt als mens, maar gaan voorbij aan de enorme schakering aan gedrag die mogelijk is, en aan onderliggende opvattingen, kwetsbaarheden en persoonsvorming. Het proces dat ze luchtig beschrijven vraagt een enorme zelfkennis en bewustzijn. Een gemiste kans dat ze op dit punt niet meer uitwerken wat samenwerken kan opleveren.
Al met al is het boek aanbevelenswaardig. De schrijfstijl is prettig en de argumentatie helder. Mogelijk dat het mensen werkzaam in het primair onderwijs wel meer aanspreekt dan degenen die werkzaam zijn in het voortgezet of hoger onderwijs. Maar hoe dat verder ook zij, het is een goede beschouwing op een belangrijk vraagstuk in de beweging naar inclusief onderwijs in Nederland. De richting die de auteurs op wijzen is duidelijk en nodigt uit tot nadenken.
DNMonline: