Abonneer je nu!

Voor slechts € 3,55 per maand ben je al abonnee!

DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.

Column

Jasper Rijpma

Jasper Rijpma is leraar geschiedenis en grote denkers en stond aan de wieg van Ontwikkelkracht. In 2024 publiceerde hij Wat ik je nog zeggen wil. Levenslessen voor mijn kind

E-mail: jasper.rijpma@gmail.com

LinkedIn

Een droom van een huis van het onderwijs

Beter onderwijs voor álle Nederlandse leerlingen. Zo. Goed om in een opiniestuk meteen ter zake te komen. Als het goed is, willen we dat allemaal bereiken. Over de vraag ‘hoe dan?’ worden we het maar niet eens. Maar wel zijn alle betrokken partijen ervan overtuigd dat onderwijskwaliteit begint bij de doorslaggevende factor: de persoon voor de klas.

We hebben afspraken nodig over wat we verstaan onder goed onderwijs. Over wat dit van de leraar vergt. Wat verstaan we bijvoorbeeld onder ‘vakmanschap’? Wat maakt een leraar ‘goed’? Wie bepaalt dat eigenlijk? Daarvoor is een beroepsorganisatie nodig: een organisatie die de beroepsgroep verbindt, legitimeert, die een stem geeft aan de leraar. Een organisatie die met een normatief kader komt over onderwijskwaliteit. Een beweging die de beroepsgroep organiseert op inhoud en haar emancipeert binnen het krachtenveld van de onderwijssector. Het grote ideaal. De lang gekoesterde droom van velen.

Het goede nieuws: het kan.

Organiseren van de beroepsgroep
Ik vind het moeilijk uit te leggen dat schoolbesturen vanuit de lumpsum bekostigd worden om zichzelf te representeren, maar dat de leraar zijn representatie uit eigen zak moet betalen. Geen wonder dat het niet lukt om de beroepsgroep te organiseren: met dekkingspercentages van nog geen 26% kunnen de vakbonden moeilijk namens de leraar spreken. Dit valt betrekkelijk eenvoudig op te lossen door de leraar bij het tekenen van diens contract een organisatie te laten kiezen die hem of haar vertegenwoordigt en de contributie uit de lumpsum te betalen. Dan hebben die organisaties een gezamenlijke dekkingsgraad van honderd procent, waarmee het een kwestie wordt van de beroepsorganisaties te verenigen.

Daar wil ik zelf meteen een kanttekening bij plaatsen. Want een vinkje zetten bij de naam van een organisatie is niet hetzelfde als legitimatie verschaffen. Het is niet hetzelfde als ‘representatie binnen het krachtenveld van het onderwijs’. Het risico dat ik voor me zie, is dat een dergelijke oplossing kan verzanden in bureaucratie en getouwtrek tussen de vertegenwoordigende organisaties. Idealiter wordt deze organisatie van onderop gebouwd, door zittende leraren. Maar het probleem is dat leraren niet zo veel zitten, ze zijn doorgaans hartstikke druk met lesgeven.

Daarom denk ik, in navolging tot Alexander Rinnooy Kan, dat we de verantwoordelijkheid over deze beweging, mede moeten beleggen bij de Stichting Leraren van het Jaar (uiteraard in samenwerking met de bestaande partijen). Dit is een groep gelauwerde en bovendien actieve leraren, die alle sectoren en alle hoeken van het land vertegenwoordigen. Ze hebben een neutrale status; staan boven, of in ieder geval naast, de gevestigde partijen en hebben in het verleden laten zien bereid te zijn om de handschoen op te pakken.

En dat brengt me bij mijn grote droom. Het is inderdaad zo dat die vertegenwoordigende beroepsorganisatie niet alleen op papier mag bestaan, of in de bestuurskamers van de vakbonden en vakverenigingen. Nee, ze moet een fysieke plek krijgen. Een gebouw. Waar ik voor pleit is voor de realisatie van een Nationaal Huis van het Onderwijs. Een huis van- en voor de beroepsgroep. Een huis waar leraren elkaar ontmoeten, onderwijs ontwikkelen, debatteren – en samen bepalen wat goed onderwijs is. Het moet een clubhuis worden, een plek waar leraren graag naartoe gaan voor professionaliseringsactiviteiten, voor studiedagen, voor nascholing. Die plek bestaat nu niet.

Een Nationaal huis van het onderwijs
Het idee van een nationaal huis van het onderwijs is niet nieuw. Al in 2000 werd onder regie van het ministerie van OCW en de gemeente Rotterdam de ambitie uitgesproken om te komen tot een ‘Huis voor het Onderwijs’ – een nationale voorziening waarin de geschiedenis, actualiteit en toekomst van het Nederlandse onderwijs samenkomen. In het beleidsplan uit 2001 en het realisatieplan van Twijnstra Gudde (2003) kreeg dit idee concreet gestalte. Daarin werd het onderwijsmuseum gepositioneerd als meer dan een expositieruimte: ook als forum voor debat, practicum voor onderwijservaring, kenniscentrum en laboratorium voor vernieuwing. In 2004 onderschreef minister Maria van der Hoeven deze koers in een brief aan de Tweede Kamer. Ze stelde structurele subsidie beschikbaar om het museum uit te bouwen tot een volwaardig kennis- en ontmoetingscentrum. Het museum moest laten zien dat onderwijs niet alleen historisch interessant is, maar ook strategisch van belang voor de toekomst van de samenleving. In het Huis voor het Onderwijs zouden leerlingen, studenten, leraren, onderzoekers en beleidsmakers elkaar ontmoeten, debatteren en samenwerken aan een levendige onderwijscultuur.

Daarna verdween de term weer, maar ik wil het idee nieuw leven inblazen,

Want een nationaal huis van het onderwijs is precies wat de beroepsgroep nodig heeft om tot een dialoog te komen over wat we verstaan onder goed onderwijs.

Als leraren al naar buiten gaan voor nascholing, dan vindt dat plaats op een anonieme locatie ergens in het land. Waar ik naar op zoek ben, is een plek waar je als leraar graag komt, waar wat te halen valt en waar je als expert ook wat te brengen hebt. Ik stel me bijvoorbeeld practicumruimtes voor, waar voorbeeldlessen gegeven worden in effectief leesonderwijs. Ik stel me debatruimtes voor, waarvandaan ook geagendeerd wordt. Nu hebben Pakhuis de Zwijger en De Balie die functie, maar die debatten kunnen we prima zelf organiseren en huisvesten in het Huis van het Onderwijs. Waarom hebben we als beroepsgroep bijvoorbeeld nooit een breed debat gevoerd over AI? We hebben er allemaal mee te maken, maar iedereen doet maar wat. Dat zou in mijn optiek vanuit het Huis geagendeerd moeten worden.

Maar er is meer: boekpresentaties, misschien wel een leeszaal met de beste onderwijsboeken verzameld. Of op zijn minst een leestafel, met exemplaren van de vakbladen. En als we nog even verder mogen dromen: het zou voor de hand liggen dat er samenwerkingen aan worden gegaan met kennisinstituten zoals het Nationaal Onderwijsmuseum en het NRO. Hoe mooi zou het zijn dat groepen leraren vragen kunnen stellen aan de experts van het NRO? Misschien dat er een helpdesk geopend kan worden in het Huis. Hoe mooi zou het zijn als het Nationaal Onderwijsmuseum een deel van zijn collectie in bruikleen kan aanbieden of misschien zelfs met een dependance zich kan verbinden aan het Huis? Een huis waar we samen bouwen aan het best mogelijke onderwijs – voor ieder kind.

Reageren?

Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur. 

Verder lezen?

Voor slechts € 3,55 per maand ( € 42,50 incl. 9% btw per jaar)  heeft u al een abonnement

DNMonline:

  • informeert over leiderschap in/en onderwijs en meer
  • is onafhankelijk, kritisch, beschouwend, wetenschappelijk en beschrijft boeken,
  • richt zich op (school)leiders, directies, besturen en toezichthouders in onderwijs
  • werkt met professionals die door hun werkervaring goed ingevoerd in alle aspecten van het onderwijs