Abonneer je nu!

Voor slechts € 3,55 per maand ben je al abonnee!

DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.

Bestuur Beleid Beschouwing

LinkedIn

Beschouwing

Marc Vermeulen

Marc Vermeulen is hoogleraar onderwijssociologie bij TIAS
E-mail: m.vermeulen@tilburguniversity.edu

Lessen van de judomat voor de dalende prestaties van leerlingen

Als kind zat ik op judo. Dat had de schoolarts mijn ouders geadviseerd omdat ik, jongste van drie zonen, nogal opvliegend was. De judomat leek hem een goede omgeving om daarmee om te leren gaan. Ik vond dat zelf ook een goed idee, judo was nog iets zeldzaams en heel anders dan zwemmen of voetbal.

Dat zeldzame verdween overigens snel toen Anton Geesink in 1964 – nota bene in Tokio – Olympisch goud won. Japan in diepe rouw gedompeld maar wij als judoka’s natuurlijk apentrots op onze landgenoot. Ik heb vrij kort daarna tegen hem gejudood: hij trok van dojo naar dojo om aan geld te komen. Als jonge judoka mocht je dan een halve tel met hem op de mat. Eerst een knaak betalen en dan eerbiedig groeten, dan de grootmeester aanvallen, die gooide je vervolgens genadeloos neer. Sierlijk koprolletje, weer opstaan, netjes groeten en van de mat af. Die kleine Marc was natuurlijk geen partij voor de kolossale Anton. Maar het was voor mij een hele eer en voor hem een middel om zijn brood te verdienen.

In echte wedstrijden die we judoden, werden we ingedeeld naar gewichtsklassen, dat maakt het wel zo eerlijk. Ik zat wel vaak net op de rand van twee gewichtsklassen, en dat maakte een wereld van verschil. Meedoen als zwaarste in een relatief lichte klasse, of als lichtste in een relatief zware klasse. Op de valreep nog wat afvallen, beetje foetelen, proberen gunstig ingedeeld te worden.

Toen ik in 1978 eerstejaars was op de hbo-lerarenopleiding van het Mollerinstituut was ik met mijn vwo-vooropleiding relatief ‘zwaar’ voor mijn klasse en daar koos ik ook voor omdat ik me te ‘licht’ voelde voor de zwaardere universiteit. Met mij gold dat voor de helft van de eerstejaars in mijn groep. De overigen hadden allemaal havo-diploma’s. Dat is vandaag de dag wel anders, er gaan maar weinig vwo-ers naar hbo-lerarenopleidingen, maar er zijn wel meer mbo-doorstromers. Lichter en zwaarder hebben een andere mengverhouding, waarbij het destijds ook nog zo was dat er bijvoorbeeld veel havo-meiden naar het mbo gingen en niet naar de havo (en ik kan het weten, gaf les op de meao en had daar relatief veel havo-meiden in de klas). In de vooropleiding zat dus ook al afroming.

Waar gaat dit over vraagt u zich misschien af. Het zou maar zo kunnen zijn dat docenten van de lerarenopleiding nu vinden dat het niveau van studenten gedaald is ten opzichte van decennia geleden, en dat klopt ook: er zit een andere samenstelling in de lerarenopleiding. Vermoedelijk zijn studenten nog net zo gemotiveerd, maar wel wat minder getalenteerd. Datzelfde fenomeen doet zich voor in het voortgezet onderwijs. Waar vroeger getalenteerde kinderen vanwege hun achtergrond relatief vaak naar het lbo of de mavo gingen, stromen die nu door naar de havo, idem van de havo naar het vwo. Kort en goed, vroeger zat er overcapaciteit in de schoolsoorten en dat manifesteert zich ook in betere onderwijsresultaten vergeleken met nu. Kansrijker adviseren vanuit het primair onderwijs zal dus leiden tot slechter presterend voorgezet onderwijs. Te kansrijk adviseren (onder meritocratische druk van ouders) versterkt dit op twee manieren. Ten eerste gaan kinderen die dat niet aankunnen, toch naar hogere niveaus, al dan niet met allerlei ondersteunend schaduwonderwijs. Dat zal de resultaten van de scholen drukken.  Ten tweede is de kans groot dat ze toch een keer (einde basisvorming bijvoorbeeld) op hun grenzen stuiten en alsnog ‘af’ moeten stromen – geen best bericht op 15-jarige leeftijd. Je motivatie gaat eraan, ook al heb je talenten.

Het valt me op dat in de discussie over de dalende onderwijsresultaten deze dynamiek niet of amper meegenomen wordt en er al snel geroepen wordt om onderwijskundige ingrepen, en dat leraren de schuld krijgen of anders die vermaledijde schoolbesturen wel. De grote vraag is of het wel zo’n ramp is als die schoolresultaten dalen wanneer dit het gevolg is van iets anders dat we graag willen: zo hoog mogelijke doorstroom en kansrijke advisering.

Meritocratische processen beginnen steeds meer hun schaduwzijde te tonen en dit is er een van. Laten we die eens goed onder de loep nemen, alvorens ons onderwijsgebouw te gaan vertimmeren (zie bijvoorbeeld  https://esb.nu/dalende-leerprestaties-aanleiding-tot-aanpassing-onderwijscurriculum/, mei 2025). 

En dan nog iets: het gaat hier over lichter en zwaarder bij judo en lager en hoger bij onderwijs. Dat laatste woordgebruik staat ter discussie, we zouden meer over een waaier dan over een ladder moeten spreken. Ik vind dat een heel sympathiek idee, maar het heeft het risico in zich dat je daarmee voorgaande redenering niet meer kunt maken en we dus een verhullend beeld over ongelijkheid ontwikkelen. Daarom blijf ik – met enige tegenzin – toch redeneren in hoger en lager als het om talenten en doorstroom in onderwijs gaat. En ja, dat is voor mij van vergelijkbare orde als kilo’s in het judo, namelijk belangrijk voor de eerlijke vergelijking en niks meer dan dat.

Reageren?

Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur. 

Lees ook...

Verder lezen?

Voor slechts € 3,55 per maand ( € 42,50 incl. 9% btw per jaar)  heeft u al een abonnement

DNMonline:

  • informeert over leiderschap in/en onderwijs en meer
  • is onafhankelijk, kritisch, beschouwend, wetenschappelijk en beschrijft boeken,
  • richt zich op (school)leiders, directies, besturen en toezichthouders in onderwijs
  • werkt met professionals die door hun werkervaring goed ingevoerd in alle aspecten van het onderwijs