DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.
Puk Witte
Puk Witte is senior adviseur bij Sardes en redacteur van DNM.
E-mail: p.witte@sardes.nl
Voorbij de belangeneilandjes werken aan de gedeelde opgave
Binnen veel samenwerkingsverbanden passend onderwijs wordt sinds een aantal jaren het gesprek gevoerd over inclusief onderwijs en worden er al stappen gezet. Frans Jordaan is directeur-bestuurder van SWV VO Amstelland en de Meerlanden en is lid van de kerngroep van de Sectorraad samenwerkingsverbanden vo. We spraken hem over zijn ervaringen met de route naar inclusief onderwijs.
Als je Frans Jordaan vraagt naar inclusief onderwijs, dan spreekt een man met een visie en een missie. Hij heeft weliswaar geen blauwdruk van hoe inclusief onderwijs eruit moet zien, maar wel een stevige overtuiging dat we kinderen zo min mogelijk moeten buitensluiten en dat we ons daar in Nederland veel harder voor moeten inspannen. “Als je echt naar inclusie wilt, dan moet de school een omgeving worden waar veel meer gebeurt dan alleen het formele, vakinhoudelijke onderwijs. Het moet een plek zijn waar jongeren samen komen en waar naast het formele onderwijs ook ruimte is voor bijvoorbeeld informeel onderwijs, jongerenwerk en jeugdhulp. En als daar iets meer nodig is voor een leerling of docent, dan moet dat laagdrempelig beschikbaar zijn. Als we die context heel anders inrichten, dan voer je ook een ander gesprek met docenten die inclusief onderwijs nu vaak als een grote opgave zien. Maar dan is er ook meer nodig dan een school zelfstandig kan realiseren. Inclusief onderwijs vraagt dan ook om een brede samenwerking.”
Samenwerking
Het is in de ogen van Jordaan dan ook bizar dat iedereen inclusief onderwijs vanuit zijn eigen ‘belangeneilandje’ benadert. “Het Nederlandse onderwijs kent verschillende sectorraden en het lukt maar niet om het gesprek te voeren over hoe we dit met elkaar kunnen doen, de schotten en eigen belangen zitten in de weg. De Sectorraad SWV VO en die van het primair onderwijs (Netwerk LPO) geven daarom vast het goede voorbeeld: wij gaan fuseren. Vanaf 1 augustus heten ze Vereniging Overkoepelend Netwerk Samenwerkingsverbanden (ONSwv). Maar eigenlijk zou je gewoon naar één sectorraad voor het funderend onderwijs toe moeten, zodat je vanuit een gedeeld belang samen onderwijsvraagstukken zoals inclusief onderwijs kunt oppakken. “
En dan zijn er nog de partijen rondom het onderwijs, zoals de ministeries, gemeenten en jeugdhulp. “We moeten het eigenlijk helemaal niet over inclusief onderwijs hebben, maar gewoon over inclusie. Dan wordt het veel meer een gezamenlijke opdracht. Nu voelt bijvoorbeeld alleen het ministerie van OCW zich betrokken bij het thema, terwijl ook de ministeries VWS, SZW (kinderopvang) en Justitie & Veiligheid (residentieel onderwijs) betrokken zijn bij de jeugd en hier over zouden moeten meepraten. Waar is het gemeenschappelijke beleid? Dat is dus nergens te vinden. En als het er al is, dan leeft het niet. Er was de voortreffelijke onderwijs-zorg brief van 2020 waarin is gesteld dat het samenwerkingsverband en de gemeente samen verantwoordelijk zijn voor een continuüm van onderwijs en zorg. Ik haal de brief nog vaak aan, maar ik hoor er niemand meer over. Ook onderschreven we met vele partners de propositie van de stevige basis, maar het lijken soms alleen de samenwerkingsverbanden passend onderwijs te zijn die het gesprek hierover levend houden.”
In de regio
Als directeur-bestuurder van het samenwerkingsverband pakt Jordaan zijn rol vooral door partijen met elkaar in gesprek te brengen over inclusief onderwijs en ze hierbij te inspireren en uit te dagen. “Het is wat mij betreft niet de vraag of we het gaan doen, dat is immers een gegeven. Het gesprek moet gaan over hoe we dat met elkaar gaan doen in onze regio. Binnen ons samenwerkingsverband investeren we in basisnetwerken van verschillende gremia: bestuurders, schoolleiders, ondersteuningscoördinatoren en dat breiden we bij voorkeur nog verder uit ook richting de ‘haarvaten van de scholen’. Het samenwerkingsverband kent het zogenaamde schoolmodel: het grootste deel van de middelen passend onderwijs gaat naar de scholen.” Mede op verzoek van de besturen en scholen ziet Jordaan de rol van zijn organisatie echter groeien om de transitie te ondersteunen. Zo wil het samenwerkingsverband professionalisering gaan organiseren en zijn er vanuit de bovenmatige reserves en de HB-subsidie verschillende pilots gefinancierd die reguliere en speciale scholen helpen stappen te zetten in inclusie. Ook is er een po-vo arrangement voor HB-leerlingen ontwikkeld, werkt het vso intensief samen met een reguliere school waarmee ze leerlingen binnen de reguliere context beter kunnen ondersteunen en is er een swv-breed ‘draaiboek’ voor de terugplaatsing van leerlingen van het vso naar het reguliere onderwijs. Ook is het samenwerkingsverband wat uitgebreid in formatie om scholen beter te kunnen ondersteunen bij casuïstiek.
Jordaan voelt zich bevoorrecht met een vso-partner die zeer gericht is op het ondersteunen van het samenwerkingsverband bij de route naar inclusie. “Wij vinden dat dat zo hoort: het vso is faciliterend voor je hele netwerk, niet bepalend. Dat is echter niet vanzelfsprekend”, zo merkt Jordaan ook landelijk. “De Sectorraad GO beschouwt inclusief onderwijs vooral als een opdracht voor het gespecialiseerd onderwijs en is daarbij sterk gericht op de positie van so en vso. Een wat smalle benadering”, aldus Jordaan.
Een volgende stap voor ons is wellicht om het speciaal meer binnen de muren van het regulier te krijgen: het school-in-school principe: een bemande kleinschalige setting, prikkelarm, binnen de reguliere schoolomgeving. Dat is niet baanbrekend: dat bestaat al elders, maar nog niet bij ons. Dat gaat nu al beginnen, omdat het vso een ruimtetekort heeft. Ik zou het mooi vinden als we dat tussen nu en 3 jaar kunnen realiseren.
Langere termijn
“Ik ben ook betrokken bij het residentieel onderwijs, daar is een beweging ingezet naar nul uithuisplaatsingen. Dat zal misschien niet altijd lukken, maar daar wordt wel naartoe gewerkt. Waarom hebben we dat niet ook voor uitschoolplaatsingen? Ik zou er naartoe willen dat de zorgplicht onvoorwaardelijk wordt: een leerling die je aanneemt, sluit je niet meer buiten. Dat is een idee dat ik nu af en toe op tafel leg. Dan moet je misschien aan de poort soms wat strenger zijn of beter onderzoek doen. Dat kan in deze fase ook: het vso is er nog gewoon. Dat zou in de toekomst nog meer gericht moeten zijn op de onderbouw, met een (vlotte) doorplaatsing naar regulier. En idealiter is een leerling altijd gekoppeld aan een reguliere school, zodat er altijd een betrokkenheid vanuit het reguliere onderwijs is bij alle leerlingen. Veel mensen zijn het er in de kern wel mee eens, maar de consequenties kunnen fors zijn en dat schrikt af. Ik kan het niet afdwingen, maar probeer mensen mee te krijgen. Dat betekent ook dat je klaar moet staan voor scholen en moet vragen: dit is de intentie, hoe kunnen we helpen, wat heb je nodig van ons, van leerplicht, jeugdhulp of van anderen? Het betekent ook dat scholen een buffer moeten gaan aanleggen voor maatwerk wanneer dat nodig is voor een leerling. Scholen stoppen nu vaak al hun middelen passend onderwijs in formatie, waardoor er geen budget is wanneer er iets extra’s nodig is voor een leerling.
Wat helpt en wat niet?
De routekaart naar 2035 is best een mooi uitgangspunt, maar OCW heeft zelf geen visie op hoe het nu verder moet. Van ons mag het wel wat minder vrijblijvend: geef het veld een opdracht. Het is goed dat er nu veel ruimte is voor regio’s, maar dat moet niet leiden tot vrijblijvendheid. We krijgen middelen passend onderwijs van de overheid, daar mogen best eisen aan gesteld worden. Dat helpt uiteindelijk ook om zaken in beweging te krijgen. Nu spannen samenwerkingsverbanden, besturen en scholen zich in en zetten kleine stapjes, maar met die kleine stapjes komen we er niet. Er moeten ook grote stappen gezet worden.
“Vanuit het veld kijken we wel met enige zorg naar de politiek: het nieuwe kabinet heeft zich niet heel expliciet uitgesproken over inclusief onderwijs. Daarnaast is het politieke debat onder voorstanders van inclusie vaak erg smal: ‘geef ouders en kinderen wat ze nodig hebben’. Dat klinkt mooi, maar is niet altijd realistisch en zeker ook niet altijd inclusief.” Iets wat Jordaan daarnaast ook stoort: het gaat vaak over bepaalde doelgroepen die zich zelf ook goed laten horen in het debat: gehandicapten, HB’ers, ASS’ers. “Niet ten onrechte, maar op de scholen zitten de zorgen vooral ook bij de groep leerlingen met externaliserend gedrag en motivatieproblemen voor school en leren. En daar gaat het landelijk bijna nooit over. Dat vraagt om iets heel anders en raakt ook aan grootstedelijke problematiek en andere maatschappelijke vraagstukken. Het gesprek daarover, daar lijkt bijna een taboe op te rusten.“ Na enig nadenken voegt Jordaan eraan toe: “Misschien brengen wij dat ook wel te weinig naar voren als sectorraad.”
Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur.
DNMonline is onderdeel van
Uitgeverij Kloosterhof
Napoleonsweg 128A
6086 AJ Neer
T: 0475-597151
M: info@kloosterhof.nl
ABN AMRO: NL38.ABNA.061.70.45.976
KvK: 130.38280
BTW: NL8220.03.612.B01
DNMonline: