DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.
Roger Standaert
Roger Standaert is emeritus-hoogleraar comparatieve pedagogiek aan de Universiteit Gent.
E-mail: rstandaert@skynet.be
Begin dit jaar haalde ik in mijn column Trump en het ministerie van onderwijs deze campagne-uitspraak van Trump aan: ‘One thing I’ll be doing very early in the administration is closing up the Department of Education in Washington, D.C., and sending all education and education work it needs back to the states’. Ik stelde toen dat dat waarschijnlijk niet zo’n vaart zou lopen, gewoon omdat een meerderheid van 60 senatoren op 100 nodig was en dat was niet haalbaar. Maar het liep anders. In tegenstelling tot de verwachtingen, zal het ministerie van onderwijs als entiteit en benaming verdwijnen. Tot grote verbazing van juristen oordeelde het Hooggerechtshof met 6 stemmen tegen 3 dat de president de bevoegdheid heeft om het ministerie af te schaffen.
Beleidsverklaring en uitvoering
In maart 2025 kondigde onderwijsminister Linda Mac Mahon haar prioriteiten aan:
Deze decentralisering, aldus de minister, geeft meer autonomie aan lokale gemeenschappen. En leraren zullen zich voortaan kunnen bezighouden met het aanleren van de ‘basics’, los van allerlei beïnvloedingen.
Mac Mahon stelde dat zij de laatste minister van onderwijs zal zijn. Diensten van het ministerie zullen afgeschaft of overgeheveld worden naar andere ministeries. Het geld dat besteed wordt aan allerlei programma’s zal naar de deelstaten gaan, zodat die veel meer vrijheid krijgen om hun onderwijs te organiseren. Impliciet zit in de opheffing van het ministerie ook de optie van de Republikeinen om de schoolkeuzemogelijkheden te verbreden en de ouders die keuze te laten bepalen.
Grote geldstromen worden ‘block grants’
Belangrijke geldstromen met centraal beheerde projecten worden overgeheveld naar de staten.
De belangrijkste geldstroom van 18 miljard dollar is voor projecten in scholen met kansarme leerlingen. Daarnaast is er de sinds 1975 ingevoerde geldstroom bekend als IDEA (Individuals with Disabilities Education) goed voor 15,5 miljard dollar. Dat IDEA geld dekt ongeveer 13 % van voorzieningen voor buitengewoon onderwijs in de VS.
De programma’s die daaronder centraal werden beheerd worden ook verzameld in één ‘block grant’.
Centrale DEI programma’s worden afgeschaft
Het federale professionaliseringsbudget met 29 grootschalige training programma’s rond DEI (Diversity, Equity and Inclussion) voor een bedrag van 101 miljoen wordt volledig geschrapt.
Ontmanteling Institute of Education Sciences
Binnen het ministerie wordt ook het Institute of Education Sciences (IES) afgeschaft. Dat instituut werd opgericht tijdens de regering Bush junior in 2002 en besteedde bijvoorbeeld in 2024 260 miljoen dollar aan 89 researchprojecten. Die worden vrijwel alle geschrapt. Slechts enkele contracten overleefden, die – niet toevallig – betrekking hebben op het ontwikkelen van ‘education tech products’, ongetwijfeld onder invloed van Musk en zijn DOGE. Onderzoek voor het onderwijs K12 wordt dus niet meer centraal gefinancierd. De deelstaten zullen zelf initiatieven moeten nemen voor hun onderzoeksbehoeften en zullen die uitbesteden aan hun eigen regionale universiteiten waar er pedagogiek en onderwijskunde aanwezig is.
Het IES verzorgt ook de onderwijsstatistieken via het National Center for Education Statistics (NCES), waarin een honderdtal personeelsleden werken. Het NCES heeft een sterke reputatie bij het verzamelen via een 1000 -tal gespecialiseerde contractanten van relevante statistische gegevens, die ook erg dienstbaar zijn voor researchprogramma’s. Gezien de contractanten eigenaar zijn van de gegevens, zullen die hun activiteiten stopzetten als het contract verbroken wordt. Het NCES beheert tot nog toe de Common Core of Data, een belangrijke databank over leerlingengegevens in de VS.
Die data zijn bijvoorbeeld belangrijk bij het organiseren van de centrale proeven van het NAEP. Want binnen het NCES wordt ook het federale programma NAEP (National Assessment of Education Progress) gemonitord. Het gaat om het grote programma van centrale toetsen, dat uitmondt in de Report Card van het onderwijs in de VS. De Report Card levert gegevens over de prestaties van deelstaten, districten en scholen. Statistieken die nog nodig voor onderwijs worden geacht, zullen overgeheveld worden naar het ministerie dat met het verzamelen van statistieken ‘all in’ is belast.
Ook het NAEP-programma zal daaronder ressorteren, maar het wordt aan een kritisch onderzoek onderworpen. Een aantal deelstaten zullen wellicht niet meer deelnemen omdat de resultaten van de deelstaten in die tests, mediavoer bij uitstek zijn en tot vergelijkingen en polarisering leiden. Andere deelstaten willen eigen toetsen ontwerpen, maar alleen steekproefsgewijze als peilingsonderzoek.
Dat alles gaat overigens over het K12 onderwijs, het onderwijs van 6 tot 18 jaar. Het hoger onderwijs draait federaal op een systeem van studieleningen ter waarde van 268 miljard dollar. Dat reusachtige bedrag wordt beheerd door een soort staatsbank, die staatsleningen aan studenten verstrekt onder bepaalde voorwaarden van terugbetaling binnen een bepaalde termijn. Een termijn die bij grote leningen tot dertig jaar kan duren.
Schoolkeuze voor ouders
Deelstaten zullen binnen het nieuwe onderwijsbeleid over een totaal van 5 miljard dollar kunnen beschikken om de schoolkeuze voor de ouders te versterken. Ouders krijgen dat geld in de vorm van vouchers om onderwijs te kopen bij privéscholen of om de onkosten voor thuisonderwijs te dekken. Een en ander is geregeld via de Budget Reconciliation Bill (door Trump voorzien van de koosnaam Our Beautiful Big Bill), die het geheel van de samenleving – en dus niet alleen het onderwijs – een stevige ruk naar Republikeins conservatieve waarden geeft. De wet voorziet voor de deelstaten die in dit systeem stappen, tenminste in een bedrag van 20 miljoen dollar. De Democraten konden nog wel voor elkaar krijgen dat dit voucher-plan niet verplicht wordt voor alle staten. De deelstaten zullen dus elk op hun manier vouchersystemen invoeren, waarbij duidelijke verschillen zullen optreden tussen deelstaten.
Er wordt ook niet bespaard bij het aanmoedigen van meer schoolkeuze binnen het officieel onderwijs. Dat betreft dan de charterscholen. Net zoals in vele landen zijn de ministeries van onderwijs in de vijftig staten van de VS vaak erg centralistisch georganiseerd. Kritische stemmen over de te sterke bureaucratie leidden in 1991 tot de opening in Minnesota van de eerste charterschool. Zo‘n school krijgt zoals hierboven al aangestipt, veel meer vrijheid. Ze ressorteert niet meer onder een districtsbestuur en vakbondsoverleg hoeft niet meer. Recrutering en ontslag van leraren wordt vrij. Het personeelsbeleid is geschoeid op de leest van een bedrijf, waardoor er bijvoorbeeld ook geen bekwaamheidsbewijzen worden vereist. De prijs daarvoor is dan wel de deelname aan een waslijst van centraal opgelegde toetsen. Op dit ogenblik zijn ongeveer 7 % van de openbare scholen een charterschool.
Het systeem van charterscholen wordt bipartisanaal ondersteund, ook weer verschillend van deelstaat tot deelstaat, waarbij niet alle Democraten het systeem genegen zijn. Dat komt door het verzet van de vakbonden, die vaak steun vinden bij de Democraten. President Biden ondersteunde met 465 miljoen dollar per jaar de ‘officiële’ charterscholen. De regering Trump doet daar nog eens 60 miljoen bij om nieuwe charterscholen op te richten. Voor de Republikeinen mogen de charterscholen zich voortaan helemaal los maken van de overheid en dus via vouchers privé worden.
Vijftig onderwijssystemen
De afschaffing van het federale ministerie van onderwijs heeft belangrijke gevolgen voor de kijk op het onderwijs in de VS. De enige coördinerende instantie die sinds het ontstaan van het ministerie in 1979 stilaan meer impact kreeg en tot enige convergentie in het beleid van de deelstaten leidde, is volledig ontmanteld.
Van op afstand bekeken is deze evolutie niet helemaal onlogisch. Vergeet niet dat de vijftig deelstaten vaak groter zijn dan België en Nederland en dat ze alle een eigen omgeving, klimaat, bevolking, geschiedenis en cultuur hebben. Vanuit hun Europese erfenis zijn de ministeries in de deelstaten vaak zeer bureaucratisch en centralistisch georganiseerd, een beetje vergelijkbaar met de zestien deelstaten in Duitsland. Sinds de economische crisis van ‘A nation at risk’ in 1983 werd het onderwijs als een van de grote boosdoeners voor de economische achteruitgang bekeken. Vanuit die crisistijd dateert de steeds maar aanzwengelende accountabilty cultuur met een zeer sterk geloof in de vrijemarkteconomie met competitie en centrale toetsen om scholen, districten en deelstaten te vergelijken.
De knellende bureaucratie had al geleid tot het ontstaan van charterscholen binnen het staatsonderwijs. Die zijn evenwel nog aan de toetsenverplichting gehouden. Daarnaast was er bij heel wat burgers ontevredenheid over de monolitische staatsprogramma’s, waardoor privéscholen het licht zagen evenals heel wat huisonderwijs. Samen dekken die 15 % van de K12 scholieren. Maar die privéscholen kunnen alleen door welstellende burgers worden betaald (kostprijs ten minste 10.000 dollar per jaar). En zo kwam er de beweging naar vouchers, waardoor niet alleen die begoede ouders zelf hun scholen kunnen inrichten. In die zin krijg je dan zoals in België en Nederland, bijzonder of vrij gesubsidieerd onderwijs. Al is het pijnpunt dan wel de al of niet open toegang tot die scholen.
Uiteindelijk zal iedereen die het over het onderwijs in de VS wil hebben, erbij moeten vertellen over welke deelstaat het gaat. Het zal een hele klus worden om van dat conglomeraat van onderwijssystemen een geloofwaardige robotfoto te maken. Vijftig tinten grijs dus.
Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur.
DNMonline: