Abonneer je nu!

Voor slechts € 3,55 per maand ben je al abonnee!

DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.

Pieter Leenheer
Pieter Leenheer is redacteur van DNM.
E-mail: pieter.leenheer@planet.nl

LinkedIn

‘Je wilt dat ze in een jaar een goede kickstart maken’

Ervaringen van een expertiseschool

Basisschool Het Klokhuis (Beek en Donk, 25 docenten, 240 leerlingen) is een van de expertisescholen binnen Ontwikkelkracht. De expertise van het team betreft het leesonderwijs, preciezer: leesplezier en leesbevordering. Eind augustus 2024, toen Het Klokhuis startte met de begeleiding van andere scholen, spraken we met schoolleider Iris Schellekens en docent Maartje Hubertus (zie ‘We stralen met z’n allen uit hoe leuk lezen is’ in DNMonline 2025-01). Nu we anderhalf jaar verder zijn, leek het ons een goed moment om te kijken hoe het ze vergaan is.

In 2024-2025 begon Het Klokhuis met één school, inmiddels zijn het er zes, verspreid over zo ongeveer half Nederland: Berkel en Rodenrijs, Dronten, Kampen, Harderwijk, Eindhoven en Aarle Rixtel. De manier waarop Het Klokhuis met de scholen in contact is gekomen, verschilt van geval tot geval. Hubertus: ‘De directeur van die school in Berkel Rodenrijs kwam ik op een congres tegen. Toevallig kwam ik naast haar te zitten en raakten we in gesprek over leesonderwijs. Omdat we een sessie verzorgden, nodigde ik haar daarvoor uit en zo is het dan tot stand gekomen. Maar het kan ook via ons eigen bestuur. Of via Ontwikkelkracht, want we staan natuurlijk op de site van Ontwikkelkracht. Of via de landelijke kaart effectief leesonderwijs die vorig jaar geïntroduceerd is; op die kaart staan we als inspiratieschool.’

Vijf van de zes scholen komen uit het po, de zesde uit het vo. Hubertus: ‘Dat is een school voor praktijkonderwijs in Harderwijk, die schoolbreed wil gaan lezen of in ieder geval de schooldag starten door met de hele school te lezen. Maar dan heb je dus ook te maken met vakdocenten en dat zijn niet meteen de mensen die de dag starten met lezen. Maar zij willen ook wel boeken in hun lokalen hebben. En een van hen zei “Ze lezen bij mij veel vakliteratuur, zeker de vierdejaars. Mag dat dan ook?” Nou, zei ik, ik kan me voorstellen dat je daar je doelgroep heel goed mee aan het lezen krijgt. Dat is heel doelgericht.’

Na de eerste verkenning volgt de intake. Daaraan gaat echter een gesprek vooraf, om te zien of er überhaupt een match is. Hubertus: ‘Als een school heel erg vasthoudt aan werken met een methode, dan staat dat te ver van ons af. Wij gebruiken geen methode voor ons leesonderwijs. Het is een methodiek: bij begrijpend lezen zoeken we zelf onze teksten bij onze wereldoriëntatie. Als een school aangeeft dat ze hun methode willen blijven volgen, dan hebben wij niet veel te bieden.’ Waaraan Schellekens toevoegt: ’Je moet zoeken naar mensen die een beetje in dezelfde visie zitten te denken. En dat mag best een beetje schuren, maar als het heel erg schuurt, dan is de vraag of je elkaar verder kunt helpen.’ Is er echter wel een match, dan volgt de echte intake. Hubertus: ‘Dan hebben we met de directeur, de intern begeleider en de mensen die de kar gaan trekken, een gesprek over waar de school staat, zodat je weet waar je op kunt aansluiten in je training, in je sessies. Dus waar liggen de wensen? Hoe verlopen ontwikkelingen binnen de school? Hoe leren zij als team?’

De sessies
Als eenmaal besloten is met elkaar zee te gaan, volgt een serie sessies. Hubertus: ‘Per jaar zijn dat er drie, met tussentijds geregeld contact met de regiegroep. In de eerste sessie komt de theorie van leesonderwijs aan de orde en hoe je je team meekrijgt. Of beter: wie de lezers zijn, want als je een paar mensen hebt die echt lezers zijn, dan kom je al een heel eind.  Daarnaast demonstreren we bijvoorbeeld ook de boekenbabbel, een soort mini-les over boekbeleving. Als leerkracht promoot je twee keer in de week een boek in je klas. Dat introduceer je en vervolgens lees je een stuk voor. En naar aanleiding daarvan stel je een leesvraag waarmee de kinderen in hun eigen boek verder lezen. Zoals: wat zijn de karaktereigenschappen van jouw hoofdpersoon? En herken je ook eigenschappen van jezelf, vanuit de hoofdpersoon bij jezelf bijvoorbeeld’. Verder kijken we natuurlijk ook naar een stukje organisatie. Er zijn scholen die vijf keer lezen op hun rooster hebben staan, maar je hebt er ook waar dat niet zo is. Dan kijken we kritisch mee: wat zou je minder op je rooster kunnen doen als je je focus op lezen wilt hebben? Neem nou losse woordenschatlessen: daarvan weten we dat dat geen zin heeft. Dus kijk eens kritisch naar je taalmethode.’

De tweede en derde sessie bestaan deels uit iets nieuws en deels herhalen en oefenen, maar deels ook worden ze aangepast aan de specifieke wensen van de school. Hubertus: ‘Bij sessie twee zit ook een stuk kleuters, want we willen wel dat het hele team ook weet wat in groep 1, 2 en 3 zou kunnen. Daarnaast pak je een stukje terug, bijvoorbeeld de doelen van leesonderwijs en wat je moet doen als je ziet dat kinderen niet goed lezen. En verder hebben we tussentijds contact met de regiegroep gehad op grond waarvan we het programma een beetje kunnen aanpassen. Dat kan bijvoorbeeld de lezerstypes zijn: hoe herken je die? En wat hebben die kinderen dan nodig? Of we pakken de leesgesprekken op: hoe kun je leesgesprekken met kinderen voeren? En waar leg je dat dan vast? Je gebruikt dus steeds de eigen ervaringen van een team. Die zijn steeds het uitgangspunt.’

Terugblik
In drie sessies verricht je natuurlijk geen wonderen. Schellekens: ‘Bij de intake maken we al duidelijk: we komen drie keer en wat kun je verwachten na drie keer? Wij kunnen dingen helpen in gang te zetten, maar daarmee staat nog niet meteen je hele leesonderwijs. Je wilt eigenlijk dat ze in een jaar wel echt een goede kickstart maken. Maar we nemen ze wel in mee hoe je het uitbouwt en borgt. Hoe je samen leert en bij elkaar observeert en feedback geeft.’ Gaandeweg heeft het Klokhuisteam trouwens geleerd hoe je zo’n begeleidingstraject het beste aanpakt. Bijvoorbeeld dat er een heel verschil is tussen de rol van trainers en die van expertleraren. Schellekens: ‘Vanuit Ontwikkelkracht kregen we als feedback de tip: zorg dat je antwoord geeft als trainer in plaats van als expertleraar. Want als expertleraar geef je tips, maar als trainer ga je wedervragen stellen. Mensen stellen een vraag die hen het meest bezighoudt, maar dat wil niet zeggen dat het een vraag is die voor iedereen geldt. Dus ook als je een regiegroep spreekt, die zouden eigenlijk voor het hele team moeten spreken, maar je moet continu checken, oké, wacht even, is dit nou een vraag van jou specifiek? Of is dit echt een vraag op schoolniveau?’

En dat is natuurlijk het aardige van dit soort werk: je leert constant bij. Schellekens: ‘Wat ik heel mooi vind: er wordt continu aan beide kanten geleerd. Wij gaan als expertiseschool naar een school toe en doen een aanbod waarbij de gedachte is dat die school van ons leert. Maar ondertussen zijn wij ook steeds aan het leren. Door de vragen die gesteld worden, door de voorbeelden die je ziet. Dus onze school wordt ook elke keer beter als wij weer ergens geweest zijn.’

Reageren?

Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur. 

Verder lezen?

Voor slechts € 3,55 per maand ( € 42,50 incl. 9% btw per jaar)  heeft u al een abonnement

DNMonline:

  • informeert over leiderschap in/en onderwijs en meer
  • is onafhankelijk, kritisch, beschouwend, wetenschappelijk en beschrijft boeken,
  • richt zich op (school)leiders, directies, besturen en toezichthouders in onderwijs
  • werkt met professionals die door hun werkervaring goed ingevoerd in alle aspecten van het onderwijs