DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.
Pieter Leenheer
Pieter Leenheer is redacteur van DNM
E-mail: pieter.leenheer@planet.nl
Tanja de Ruijter
Tanja de Ruijter is rector van sg Huizermaat en redacteur van DNM
E-mail: tdruijter@gsf.nl
Jelle Kaldewaij
Jelle Kaldewaij is zelfstandig adviseur en bestuurslid van de Stichting DNM
E-mail: kaldeway@ziggo.nl
Die kennisinfrastructuur voor onderwijs: hoe staat het daar eigenlijk mee?
Kennisinfrastructuur is een mooi woord. Het heeft de connotatie dat de zaken goed geregeld zijn, dat er sprake is van samenhang, van samenwerking. En daar heeft de publieke sector wel behoefte aan na de tachtiger en negentiger jaren van de vorige eeuw waarin de nadruk meer op marktwerking en concurrentie was komen te liggen. Intussen hebben we immers geleerd dat de markt bepaald niet alle problemen oplost. Want, om bij het onderwijs te blijven, vrijwel alles wat met het primaire proces te maken heeft, is geen dienst in de gebruikelijke zin: de evidence die onderzoekers of adviseurs aanleveren, bestaat op zijn best uit half-producten, waarvan de bruikbaarheid nog maar blijken moet in de dagelijkse klassepraktijk.
De organisatie van de kennisinfrastructuur voor het onderwijs in Nederland (van kennisproductie tot en met het gebruik ervan) is op dit moment een bijzonder complex geheel. Ze bestaat, zoals de Galan Groep dat in het op verzoek van OCW geschreven rapport Omwille van goed onderwijs omschreef, uit een groot aantal spelers, variërend van publieke en private onderzoeksinstellingen en -groepen, lerarenopleidingen en landelijke organisaties als CITO, SLO, SURF, Kennisnet en Nuffic tot regionale samenwerkingsverbanden, onderwijsadviesbureaus en formele of informele netwerken (o.a. whatsapp- en facebookgroepen). Daarnaast spelen het ministerie van OCW, de Onderwijsraad, organisaties als het SCP, het CBS en het CPB, NRO en de sectorraden een rol. En last but not least de onderwijsinstellingen zelf. Daar wordt de kennis levend in het handelen van docenten(teams), managers, kwaliteitsmedewerkers en innovatie-aanjagers, ouders, leerlingen en studenten en bestuurders. Dáár moet de kennis actief worden benut en moeten (kennis)vragen worden gearticuleerd. (GalanGroep, 2021).
Op de formulering van de laatste twee zinnen valt wel wat af te dingen, maar dat doet er hier nog even niet toe: het punt is dat niet alleen onderzoekers en adviseurs, maar ook scholen en leraren deel uitmaken van de kennisinfrastructuur. Die laatsten ontwikkelen immers in hun werk onmisbare handelingskennis.
Nu bestaat die kennisinfrastructuur vooralsnog eigenlijk vooral op papier en in de hoofden van beleidsmakers en onderzoekers: er moet nog een hoop werk verzet worden voordat de structuur naar behoren functioneert. In hun reactie op Omwille van goed onderwijs (OCW, 2021) vatten de toenmalige ministers Van Engelshoven en Slob de door de Galan Groep gesignaleerd knelpunten samen:
Om die knelpunten aan te pakken lijkt de bewindslieden het volgende verstandig:
En om ervoor te zorgen dat het gebruik van kennis niet vrijblijvend blijft en om tot geslaagde benutting van kennis te komen zijn, aldus de beide ministers, een verbetercultuur op de scholen en voldoende middelen en tijd cruciaal.
Stand van zaken
Nu hadden een paar jaar vóór de kamerbrief, in 2019, de sectorraden Lerend onderwijs voor een lerend Nederland uitgebracht, een tienjarenplan voor versterking van de kennisinfrastructuur (PO-Raad e.a. 2021) en halverwege, op 10 juni van dit jaar, maakten ze een tussenstand op. Er is, schreven ze in hun concept-verslag, veel bereikt de afgelopen vijf jaar. (…) Beleidsinitiatieven, zoals het Nationaal Programma Onderwijs, het Masterplan Basisvaardigheden en Ontwikkelkracht (Groeifonds) zijn gestart met een evidence-informed aanpak. Daarnaast ontwikkelde het NRO zich op landelijk niveau steeds meer tot een kennisknooppunt van belang en regelde de Koninklijke Bibliotheek gratis toegang voor alle onderwijsprofessionals tot wetenschappelijke literatuur. In de onderwijspraktijk is een veelheid aan projecten, initiatieven en partnerschappen gestart. Voorbeelden hiervan zijn Werkplaatsen Onderwijsonderzoek, regionale Kennisagenda’s, Kennistafels, primoraten (po), auctoraten (vo) en practoraten (mbo) en SPRONG Educatief. Daarnaast heeft de onderzoekende houding van studenten steeds meer aandacht gekregen in het curriculum.
Maar nog steeds zijn er een paar forse knelpunten, oordelen de raden. Zo is de wetenschappelijke kennis voor leraren nog steeds te versnipperd en is kennis niet goed vertaald naar toepassing in de dagelijkse onderwijspraktijk. Verder ontbreekt voor de meeste leraren de tijd, ruimte en knowhow binnen schoolorganisaties om daadwerkelijk systematisch, evidence-informed aan de slag te gaan met onderwijsverbetering. Maar, aldus de raden, de grootste bottleneck is het feit dat de kennisinfrastructuur de afgelopen vijf jaar gebouwd is op onderzoekssubsidies en projectfinanciering: ‘Door de tijdelijkheid en onzekerheid van de financiering bestaat de kennisinfrastructuur uit zandpaden en doodlopende wegen in plaats van goed geasfalteerde kennissnelwegen.’
De teneur van wat hierna in dit themadeel volgt, is wat minder somber en veeleer een beeld van hoe scholen, al dan niet samen met onderzoekers, proberen evidence informed te werken. We beginnen met een paar impressies van scholen die in het kader van Groeikracht aan schoolontwikkeling werken: een expertschool, een co-creatieschool en een school die werkt aan de onderzoeks- en verbetercultuur. Daarop sluit een interview aan met Jacquelien Bulterman en Jasper Rijpma over hun visie op vakmanschap. Vervolgens vraagt in een als intermezzo bedoelde column schoolleider Aiolt Elsakkers zich af of de werkdruk wel echt zo sterk is toegenomen als docenten zeggen en of het niet veel meer door hoge verwachtingen en individualisering veroorzaakt gevóel is dat het nooit genoeg is. Daarna vatten we de draad weer op, met een tweeluik over auctoraten en practoraten. Vervolgens beschrijven Fred Janssen en Esther de Vrind de ins en outs van het leerlandschap waarin onderzoekers en docenten samenwerken aan onderwijsverbetering. Het themadeel sluiten we af met een overzicht van de hand van Melissa Mouthaan en Rien Rouw van internationale ontwikkelingen in de kennisinfrastructuur rond onderwijs.
Alles bijeen maken de artikelen in dit themadeel eens temeer duidelijk dat kennis uit onderzoek betekenisvol kan zijn voor onderwijsontwikkeling. Mits daarbij de handelingskennis van leraren wordt betrokken. Tegelijkertijd is duidelijk dat we nog slechts aan het begin staan van de ontwikkeling van de kennisinfrastructuur. Dat maakt het de moeite wordt de intitiatieven die in dit themadeel de revue passeren, in de komende jaargangen van DNM te blijven volgen.
Referenties
Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur.
DNMonline is onderdeel van
Uitgeverij Kloosterhof
Napoleonsweg 128A
6086 AJ Neer
T: 0475-597151
M: info@kloosterhof.nl
ABN AMRO: NL38.ABNA.061.70.45.976
KvK: 130.38280
BTW: NL8220.03.612.B01
DNMonline: