Abonneer je nu!

Voor slechts € 3,55 per maand ben je al abonnee!

DNMonline is een onafhankelijk online platform over leiderschap in het funderend onderwijs. DNMonline verschijnt 8x per jaar met een overzicht van nieuwe content en toegang tot een uitgebreid archief.

Anneke Westerhuis

Anneke Westerhuis is onderzoeker bij het ECBO, lid van de kwaliteitscommissie van de Stichting Practoraten en lid van de redactie van DNM. Ze schijft dit artikel op persoonlijke titel.
E-mail: anneke.westerhuis@ecbo.nl

 

Henk Ritzen

Henk Ritzen is onderzoeker en partner R&I advies, lid van de van de kwaliteitscommissie van de Stichting Practoraten. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.
E-mail: henkritzen@gmail.com

LinkedIn

Practoraten in het mbo: Nieuwe uitdagingen in de kennisinfrastructuur

Volgend jaar is het tien jaar geleden dat practoren zich in een stichting hebben verenigd om samen aan hun toekomst te werken. Na het hbo kregen ook mbo-instellingen naast het geven van onderwijs ruimte voor het doen van onderzoek. Inmiddels zijn ook het primair en voortgezet onderwijs aangehaakt. Een logische vervolgstap is het versterken van de onderzoekskracht over alle sectoren heen in een kennisinfrastructuur. In dit artikel verkennen de auteurs wat deze ontwikkelingen betekenen voor de practoraten. Ze pleiten voor een dubbelstrategie: werken aan een duidelijk profiel van practoraten in het mbo én aan de inrichting van de kennisinfrastructuur als platform voor het onderwijsbreed versterken van de kwaliteit van onderzoek, professionalisering en onderwijsvernieuwing.

De uitdaging

Het inrichten van een kennisinfrastructuur voor het onderwijs zit al even in de pen. In 2019 publiceerden de sectorraden uit het onderwijs het manifest ‘Slimme verbindingen’. En medio 2021 stemde de Tweede Kamer unaniem voor een motie die opriep tot het inrichten van een onderzoeksnetwerk van onderwijsinstellingen, -professionals en wetenschappers dat scholen kennis en goede praktijken aanreikt voor het versterken van de onderwijskwaliteit. Dat gebeurde in reactie op de eerder dat jaar – op verzoek van de overheid – door de Galan groep ontwikkelde scenario’s voor een kennisinfrastructuur. Daarna bleef het stil, maar er lijkt weer beweging in te komen nu de MBO Raad is aangesloten bij de landelijke Kenniscoalitie onder voorzitterschap van NWO-voorzitter Marcel Levi. Onderwijl werkt OCW aan een plan van aanpak voor het ontwikkelen van zo’n kennisinfrastructuur. Volgens Jelte Theisens van dat Ministerie biedt het recente Hoofdlijnenakkoord genoeg aanknopingspunten voor evidence-informed onderwijs en een landelijk kennisinstituut.

Dit is voor de practoraten een belangrijke ontwikkeling. Het mbo heeft ervoor gekozen de thematiek en agenda van practoraten aan te laten sluiten op de ontwikkeling van het onderwijs, naar inhoud, inrichting en condities. Dit is wezenlijk anders dan het onderzoek van hbo-lectoraten, dat deels opdracht-gestuurd en -gefinancierd is, en van Universiteiten waarin onderzoek en onderwijs gelijkwaardige en eigenstandige identiteiten zijn en onderzoek eigen financiering genereert. Met succes trouwsens: tussen 2015 en 2022 stegen volgens Rathenau (2023) in het hbo en wo de in competitie verkregen middelen (tweede en derde geldstroom) met 141%.

De introductie van een overkoepelende kennisinfrastructuur roept de vraag op waar de samenhang wordt gezocht: in onderzoeksthema’s, de organisatie van onderzoek, kennisdeling, methoden of professionalisering? Tegelijkertijd is het mbo nog zoekend naar hoe practoraten kunnen bijdragen aan het verbeteren van het eigen onderwijs. Deze parallellie kan een kans zijn, of een bedreiging. Een bedreiging als ‘onderwijs’ smal wordt gedefinieerd. Zie de opmerking in het Galan-rapport: `Practoraten dragen bij aan het stimuleren van een onderzoekende houding en evidence informed werken. Daarbij geldt overigens slechts voor een deel van de practoraten dat ze zich richten op kennis over het onderwijs. De andere practoraten richten zich op vakinhoudelijke kennis (p 18).’Alsof die kennis niet wordt ontwikkeld voor en benut in het onderwijs. Het is daarentegen een kans als deze infrastructuur ten dienste staat van scholen – en sectoren – om onderzoek qua organisatie en competenties te professionaliseren in de relatie tot het onderwijs. We werken dit hieronder verder uit.


De ontwikkeling van practoraten

Hoewel practoraten een betrekkelijk nieuw fenomeen zijn, is hun ontwikkeling – inclusief de in oprichting zijnde en afgeronde practoraten telt het mbo 136 practoraten – spectaculair te noemen. Met het aantal neemt de verscheidenheid toe. Een deel van de practoraten richt zich op vakinhoudelijke thema’s, andere hebben een onderwijskundige oriëntatie. Sommige zijn net begonnen, andere lopen al een tijdje of zijn afgerond.

Variëteit is ook zichtbaar in de verbinding van practoraten met opleidingen en docententeams. Deze zijn soms exclusief in het up-to-date houden van een specifieke opleiding of vakgebied, terwijl in andere plannen de verbindingen nog open liggen, of zijn docenten niet bij de keuze voor en formulering van onderzoeksvragen betrokken.

Variëteit is ook zichtbaar in het onderzoek. Practoraten doen praktijkonderzoek om docenten, studenten en bedrijven met (pedagogisch-didactische) instrumenten te ondersteunen en doen onderzoek dat generaliseerbaarheid beoogt. Ze zetten onderzoek in voor het ontwikkelen van het onderzoekend vermogen van docenten en studenten en faciliteren academische promotietrajecten.

We kunnen twee onderzoeksagenda’s onderscheiden: practoraten die specifieke kennis willen bundelen ter ondersteuning van vernieuwing van het onderwijs en de professionele ontwikkeling van docenten, en practoraten die voor de school – of in opdracht van dan wel samen met derden – praktijkgericht onderzoek uitvoeren voor het onderwijs of het werkveld. Niet alleen in aantal, ook in opbrengsten en doorwerking zijn practoraten zichtbaar: in resultaten en de professionalisering van onderzoek, onderwijsvernieuwing, bruikbare beroepsproducten, rijkere contacten met het werkveld en in een beter imago van de mbo-sector met prominente artikelen in landelijke kranten.

Het mbo is nog zoekend naar hoe practoraten kunnen bijdragen aan het verbeteren van het eigen onderwijs.

Kenmerken

Practoraten verschillen in thematiek, invulling van de onderzoeksagenda en positie en inbedding in de instelling. Gezien de ontwikkeling van de onderwijskennisinfrastructuur is een belangrijke vraag of vanuit de huidige diversiteit gewerkt kan worden aan een mbo-breed profiel en duidelijke positionering van de practoraten.

De vigerende omschrijvingen bieden weinig aanknopingspunten:

  1. een practoraat is een expertisecentrum waarin vakinhoudelijke of onderwijskundige vernieuwing plaatsvindt, docenten en studenten actief betrokken zijn, en met een rol richting verspreiden van kennis en innovatie een belangrijk onderdeel vormen (Gielen, P. 2017);
  2. practoraten in het mbo willen een actieve bijdrage leveren aan de innovatiekracht van de sector. Dat betekent up-to-date beroepsonderwijs en innovatief potentieel bij docenten en teams binnen de instelling. Een professionele sector heeft onderzoek nodig. Niet om gewichtig te doen, maar om verstandige, onderbouwde keuzes te maken, te reflecteren, te leren van anderen en de oren en ogen open te houden (Practoraten, 2017).

De definities stammen uit 2017 en hebben geen richting gegeven aan een sectorbrede invulling. Evenmin houden ze rekening met de omgeving waarin practoraten opereren. Immers, in mbo-instellingen wordt langs vele lijnen gewerkt aan onderwijsinnovatie. Onderwijsteams maken jaarplannen waarin onderwijsvernieuwing een vast thema is, docenten werken individueel en collectief aan hun professionalisering (trainingen, masterscripties), instellingen formuleren onderwijsvisies die opleidingsteams in nieuw en rijker onderwijs moeten vertalen, teams hebben reguliere contact met het werkveld, SBB levert updates van beroepscompetentie-profielen, trendanalyses, et cetera.

Waarin onderscheiden practoraten zich in hun bijdrage aan onderwijsverbetering? Er is geen eenduidig profiel. Wel hebben practoraten gemeenschappelijke kenmerken:

  • Practoraten geven vorm aan de onderzoeksfunctie van de mbo-sector.
  • In een mbo-instelling staat het practoraat voor een onderzoeksagenda op een specifiek thema. Deze is in agendering, uitvoering en doorwerking vervlochten met het ontwikkelen en verzorgen van onderwijs in school en in de -beroepspraktijk.
  • Het practoraat is een werkgemeenschap die zich uit en naast de onderwijspraktijk ontwikkelt

 

Hoe verder?

We pleiten ervoor dat het mbo streeft naar een landelijk herkenbaar profiel van practoraten. De gemeenschappelijke kenmerken bieden houvast; het gaat om de invulling ervan. Een gedachte is om practoraten op enige afstand te zetten van de ‘reguliere’ onderwijsvernieuwing met een onderscheidende signalerings-, funderings- en doorbraakfunctie. In dit profiel kunnen ze externe vernieuwingen ordenen, condities voor basiskwaliteit benoemen en daadwerkelijke onderwijsbeteringen agenderen ten aanzien van economische, technologische en maatschappelijke vraagstukken, die om interdisciplinair samenhangende kennis en inzichten vragen. Dit is overigens niet nieuw. Veel practoraten richten zich al op deze thema’s. Op nieuwe bedrijvigheid (immersive media, technologie in de zorg, energietransitie en human capital), op nieuwe kennisdomeinen (cloud engineering, circulaire kas-en tuinbouw innovatie, circulaire regionale economie, stad van de toekomst), op maatschappelijk thema’s (burgerschap, inclusieve participatie, internationalisering, presentie en veerkracht), fundamentele onderwijskundige vragen (versterken van leerprocessen) en op het samenbrengen en doorontwikkeling van kennis (ondersteuning Nederlandse taal, rekenen, beroepspraktijkvorming). 

Met zo’n onderscheidende functie staan practoraten op de rand van de staande organisatie, maar houden de organisatie wel vast. Een belangrijk vehikel is de agenda van het practoraat. Deze zit op het snijvlak van praktijk- en onderwijskundige vernieuwing en wordt ingevuld met interne en externe betrokkenheid (docent-, bedrijven- en expertkringen). Inhoudelijke en organisatorische verbindingen aan het onderwijs zijn essentieel om te voorkomen dat opbrengsten van iedereen en van niemand zijn.

Hiermee komen we bij het derde kenmerk van practoraten; het practoraat als werkgemeenschap. De doorwerking van onderzoek in het onderwijs vraagt de ontwikkeling van werkprocessen voor samenwerking met het werkveld en voor onderzoek. Het practoraat is een laboratorium voor het werken aan nieuwe verbindingen; boundary crossing, co-makership, integratie van leren en ontwikkelen. Ze vragen een zekere massa, terwijl practoraten vaak klein in omvang zijn, en een stabiele omgeving die functieontwikkeling, professionalisering en het opbouwen van netwerken mogelijk maakt. Geen duiventil voor het proeven aan onderzoek.

Practoraten hebben zich tot nu toe emergent ontwikkeld, op basis van persoonlijke ervaringen en met steun van de omgeving. Veel is werkendeweg uitgevonden. De ervaring heeft geleerd dat het belangrijk is dat mbo-instellingen er rekening mee houden dat de opbouw van practoraten als werkgemeenschap om facilitering vraagt. Dat geldt eens te meer als practoraten op enige afstand staan van het dagelijkse onderwijs. Wil een practoraat een significante signalerings-, funderings- of doorbraakfunctie vervullen, dan moet het methodisch innoveren, een eigenstandige en duurzame positie hebben en in deze functie bestuurlijk en in de onderwijspraktijk erkend zijn. Verbindingen met de nieuwe Centra voor Teaching & Learning in het mbo zijn in dit perspectief interessant. 

We pleiten ervoor dat het mbo streeft naar een landelijk herkenbaar profiel van practoraten.

Uitdagingen en kansen in de kennisinfrastructuur

Voor het mbo zijn de practoraten een succes. Ze ontwikkelen zich binnen de instellingen en de practoratenplatforms (mini-kennisinfrastructuren), maken uitwisseling van ervaringen mogelijk en afstemming van onderzoekagenda’s op domeinen als agrofood, energie of zorg en welzijn. Er is zeker ruimte voor doorontwikkeling, denk aan hun soms instabiele inbedding, projectmatige organisatie en de zoektocht naar hun bijdrage aan de vernieuwing van het onderwijs. Ook hun kwaliteitszorgcyclus verdient verbetering, evenals de verbinding van de practoraten met de strategische koers en uitdagingen van de mbo-sector.

Met de groei en gevarieerde thematiek heeft het mbo de practoraten omarmd. Dit succes kan echter een risico zijn in de context van het opbouwen van de kennisinfrastructuur van het onderwijs. In het mbo lopen jaarlijks vele reguliere en projectmatige initiatieven op het gebied van onderwijsvernieuwing. Daarin onderscheiden practoraten zich niet. Wel op de hierboven geschetste agenda voor onderzoek, en kennis- en organisatieontwikkeling. Samenwerking met bijvoorbeeld het hoger onderwijs mag niet resulteren in een theezakjes-model met weinig ruimte voor de eigen mbo-uitdagingen. Ervaringen met combinaties van tijdelijke samenwerkingsverbanden en projectsubsidies, zoals in de RIF-projecten, leren dat het voor practoraten lastig is een eigen agenda vast te houden in de dynamiek van het halen van brede projectdoelen. Daar worden de activiteiten van practoraten op georganiseerd terwijl de vraag wie voor doorvertaling naar de mbo-opleidingen zorgt tussen het project en de organisatie blijft hangen. 

In het voorgestelde profiel zijn practoraten geen afgeleide van de kennisinfrastructuur van het onderwijs, waarin ze binnen het geheel een functie toebedeeld krijgen of zich in afhankelijkheid ontwikkelen. Integendeel, ze hebben een eigen profiel, positie en een inhoudelijke én institutionele ontwikkelingsdynamiek, zijn motor voor economische, technologische, maatschappelijke en onderwijskundige vernieuwing van het mbo. Hierop verbinden ze zich met het onderzoek in andere sectoren in thematiek, kennisdeling, methoden en gebruikers.

Referenties

  • Gielen. P. (2017). Verkenning practoraten. Human Capital in Topsectoren & Al’om Business Service
  • PO-Raad, VO-raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen (VH), de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU). (2019). Slimme Verbindingen. naar een sterke kennisinfrastructuur voor het onderwijs
  • Practoraten (2017). Bezig met de vragen van morgen. Manifest over onderzoek in de context van het mbo. Stichting Ieder mbo een practoraat
  • Ulrich, R., Van Ven, H., Wats, M., De Vijlder, F. (2021). Omwille van goed onderwijs. De Galan Groep

 

Websites

https://www.galangroep.nl/cpinspiratie/goed-onderwijs/)

https://www.vo-raad.nl/nieuws/verder-bouwen-aan-de-kennisinfrastructuur).

https://www.rathenau.nl/nl/wetenschap-cijfers/geld/inkomsten-uitgaven-van-universiteiten-en-hogescholen/praktijkgericht-onderzoek-hogescholen

https://practoraten.nl/practoratenoverzicht/

https://practoraten.nl/practoratenplatforms/

Reageren?

Reacties worden per mail rechtstreeks aangeboden aan de auteur. 

Verder lezen?

Voor slechts € 3,55 per maand ( € 42,50 incl. 9% btw per jaar)  heeft u al een abonnement

DNMonline:

  • informeert over leiderschap in/en onderwijs en meer
  • is onafhankelijk, kritisch, beschouwend, wetenschappelijk en beschrijft boeken,
  • richt zich op (school)leiders, directies, besturen en toezichthouders in onderwijs
  • werkt met professionals die door hun werkervaring goed ingevoerd in alle aspecten van het onderwijs